Zoeken

Home > Printerinstellingen > De printerinstellingen wijzigen met Printer Instelling Tool (Windows) > De apparaatinstellingen van Printer Instelling Tool (Windows)

De apparaatinstellingen van Printer Instelling Tool (Windows)

  • PJ-822/PJ-823:

    Gebruik Apparaatinstellingen in Printer Instelling Tool om de printerinstellingen op te geven of te wijzigen wanneer de printer met een USB-kabel op de computer wordt aangesloten.

  • PJ-862/PJ-863/PJ-883:

    Met de optie Apparaatinstellingen in Printer Instelling Tool kunt u de printerinstellingen opgeven of wijzigen als de printer met een USB-kabel of via een Bluetooth-verbinding met de computer wordt verbonden.

U kunt de apparaatinstellingen niet alleen opgeven voor één printer, u kunt de instellingen ook toepassen op meerdere printers.

Bij het afdrukken vanuit een toepassing op de computer kunt u via het printerstuurprogramma een aantal afdrukinstellingen opgeven; als u echter Apparaatinstellingen in Printer Instelling Tool gebruikt, kunt u meer geavanceerde instellingen opgeven. Als u het venster Apparaatinstellingen opent, worden de huidige instellingen van de printer opgehaald en weergegeven. Als de huidige instellingen niet kunnen worden opgehaald, worden de vorige instellingen weergegeven. Als de huidige instellingen niet kunnen worden opgehaald en de vorige instellingen niet kunnen worden weergegeven, worden de fabrieksinstellingen van het apparaat weergegeven.

Instelvenster

image
  1. Menubalk
    Via de menubalk hebt u toegang tot diverse opdrachten, gegroepeerd onder menutitels (de menu’s Bestand, Onderhoud en info) op basis van de beschikbare functies.
  2. Huidige instellingen
    De huidige instellingen van de aangesloten printer worden opgehaald en weergegeven in het dialoogvenster. Instellingen kunnen ook worden opgehaald voor de parameters op tabbladen met image.
  3. Deze instellingen uitschakelen
    Als u dit selectievakje inschakelt, wordt image weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd. Instellingen op een tabblad waarop image wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, ook niet als u op Toepassen klikt. Bovendien worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als de opdracht Opslaan in opdrachtbestand of Exporteren wordt gebruikt.
  4. Parameters
    Toont de huidige instellingen.
  5. Sluiten
    Klik om het venster Apparaatinstellingen te sluiten en terug te keren naar het hoofdvenster van Printer Instelling Tool.
  6. Toepassen
    De instellingen worden op de printer toegepast. Selecteer de optie Opslaan in opdrachtbestand in de vervolgkeuzelijst om de opgegeven instellingen in een opdrachtbestand op te slaan.

    U kunt het opgeslagen opdrachtbestand in de modus massaopslag gebruiken om de instellingen op een printer toe te passen.

  7. Tabbladen voor instellingen
    Op de tabbladen staan instellingen die u kunt opgeven en wijzigen.
    image
    Als image wordt weergegeven op het tabblad, kunnen de instellingen niet worden gewijzigd. Bovendien worden de instellingen op het tabblad met dat pictogram niet toegepast op de printer, ook niet als u op Toepassen klikt. De instellingen op het tabblad worden niet opgeslagen als u de opdracht Opslaan in opdrachtbestand gebruikt.
  8. Printer
    Selecteer de printer die u wilt configureren.

Menubalk

Bestand Menuopties
Instellingen op printer toepassen

De instellingen worden op de printer toegepast.

Instelling controleren
Toont de huidige instellingen.
Instellingen opslaan in opdrachtbestand
De opgegeven instellingen worden opgeslagen in een opdrachtbestand.
Importeren
Een geëxporteerd bestand importeren.
Exporteren
De huidige instellingen opslaan in een bestand.
Sluiten
Klik om het venster Apparaatinstellingen te sluiten en terug te keren naar het hoofdvenster van Printer Instelling Tool.
Onderhoud Menuopties
image
U moet over beheerdersrechten voor de computer of de printer beschikken om bepaalde items te kunnen weergeven. U kunt controleren of u over beheerdersrechten voor de printer beschikt door te klikken op het menu Eigenschappen van printer en vervolgens op het tabblad Beveiliging.
Apparaat reinigen
Selecteer deze optie om de drukrol van de printer te reinigen door het speciale reinigingsvel in te voeren.
Automatische aanpassing sensor
Hiermee wordt de sensor voor papierdetectie automatisch aangepast.
Apparaatinstellingen afdrukken
Een rapport afdrukken met de firmwareversie, het papierformaat en de configuratiegegevens.
Fabrieksinstellingen

(PJ-822/PJ-823) Alle instellingen worden teruggezet naar de fabriekswaarden, inclusief de apparaatinstellingen en overgedragen gegevens.

(PJ-862/PJ-863/PJ-883) Alle instellingen worden teruggezet naar de fabriekswaarden, inclusief de apparaatinstellingen, overgedragen gegevens en netwerkinstellingen.

Alleen apparaatinstellingen resetten
De instellingen die bij Apparaatinstellingen kunnen worden gewijzigd worden teruggezet naar de fabriekswaarden.
Sjabloon verwijderen
Alle op de printer opgeslagen sjablonen worden verwijderd.
Optie-instellingen
Als het selectievakje Geen foutbericht weergeven als de huidige instellingen bij het opstarten niet kunnen worden opgehaald is ingeschakeld, wordt de foutmelding de volgende keer niet weergegeven.

Tabblad Basis

Auto Voeding Aan

Geef aan hoe de printer moet reageren als die met USB of op het lichtnet of een 12V-spanningsbron wordt aangesloten.

Auto. Uitschakelen

Geef de duur van inactiviteit op voordat de printer automatisch wordt uitgeschakeld.

Automatische slaapstand
De tijdsduur voordat de printer automatisch in de slaapstand wordt gezet.
image
  • De printer gaat in de volgende gevallen automatisch in de slaapstand als de opgegeven tijd is verstreken:
    • De printer ontvangt geen gegevens.
    • In stand-bymodus.
  • De slaapstand wordt geannuleerd als de volgende handelingen worden uitgevoerd:
    • Er is op een knop van de printer gedrukt.
    • De printer ontvangt gegevens.
    • De USB-kabel is verwijderd en vervolgens opnieuw aangesloten.
    • De netspanningsadapter is verwijderd en vervolgens opnieuw aangesloten.
    • De oplaadbare li-ionbatterij is verwijderd en vervolgens opnieuw geplaatst.
Hybride voeding
Gebruik de netspanningsadapter (PA-AD-600A) in combinatie met de oplaadbare li-ionbatterij (PA-BT-002) om de afdruksnelheid te verhogen.
Opdrachtmodus
Stel de opdrachtmodus voor de printer in.
Afdrukdichtheid
De afdrukdichtheid van de printer wijzigen.
Afdruksnelheid
Selecteer de afdruksnelheid van de printer.
Optie Beschrijving
1.1 ips / 27 mm/s Schakel een van deze opties in als u prioriteit geeft aan de afdrukkwaliteit.
1.9 ips / 48 mm/s
2.7 ips / 70 mm/s
3.5 ips / 90 mm/s Deze instelling zorgt voor een hoge snelheid en goede afdrukkwaliteit. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van standaarddocumenten.
Snel (conceptkwaliteit) Snelheidsmodus. Selecteer deze optie als u documenten met vette tekst afdrukt.
Snel (lijnconversie) Snelheidsmodus. Selecteer deze optie als u documenten met lijntjespapier of vette tekst afdrukt.
Stencil papier modus
Deze modus is geschikt voor afdrukken op stencilpapier. Schakel deze instelling in als u gaat afdrukken op stencilpapier.
Perforatie overslaan
Dit zorgt voor een boven- en ondermarge van 25,4 mm op het papier. Dit kunt u gebruiken bij afdrukken op geperforeerd papier van een rol. De printer drukt dan niet af op de perforatie.
Streepjeslijn afdrukken
Deze optie wordt gebruikt om een streepjeslijn af te drukken tussen de pagina’s. Dit is handig bij het afdrukken op papier van een rol. Stel Formulierinvoermodus in op Vaste pagina en selecteer vervolgens Inschakelen. Er wordt alleen een streepjeslijn afgedrukt op het papier. Er wordt niet daadwerkelijk een perforatie aangebracht in het papier.

Tabblad Geavanceerd (1)

Optie rollen/vouwen
Geef de instelling op voor het gebruik van de optionele rolprinterbehuizing. Afhankelijk van de geselecteerde optie kunt u de doorvoerwaarde of de hoeveelheid papierterugtrekking voor de rolprinterbehuizing aanpassen.
Optie Beschrijving
Rollenprinterbehuizing (met Anti Curl) Selecteer deze optie als u het anti-krulmechanisme wilt gebruiken terwijl u de rolprinterbehuizing gebruikt.
Rollenprinterbehuizing (zonder Anti Curl) Selecteer deze optie als u het anti-krulmechanisme niet wilt gebruiken terwijl u de rolprinterbehuizing gebruikt.
Rollenprinterbehuizing (korte invoer) Als u de rolprinterbehuizing gebruikt en het papier door het anti-krulmechanisme wordt gevoerd, worden drukplekken op het papier zichtbaar. Gebruik deze optie om te voorkomen dat de drukplekken worden afgedrukt.
Aangepast optie Als u een andere behuizing gebruikt dan de rolprinterbehuizing, kunt u de doorvoerafstandaanpassen voor en nadat het afdrukken wordt gestart.
Nee Selecteer deze optie als u de rolprinterbehuizing niet wilt gebruiken.
Aanpassing afscheurafstand
Stel de positie van de afscheurbalk voor papier in. Deze instelling wordt weergegeven als Optie rollen/vouwen is ingesteld op Rollenprinterbehuizing (met Anti Curl), Rollenprinterbehuizing (zonder Anti Curl) or Rollenprinterbehuizing (korte invoer).
Aanpassing invoerafstand
Geef aan hoeveel papier na het afdrukken moet worden doorgevoerd. Deze instelling wordt weergegeven als Optie rollen/vouwen is ingesteld op Aangepast optie.
Aanpassing startpositie
Geef de aanpassingswaarde op voor het uitlijnen van de voorste rand van het papier met de gewenste positie. Deze instelling wordt weergegeven als Optie rollen/vouwen is ingesteld op Aangepast optie.
Tijd afsnijden onderbreken
Geef de wachttijd op voor het afsnijden van de pagina’s.
Afdruklengteschaling
Hiermee bepaalt u de verkleinings- of vergrotingsfactor voor het afdrukken.
Formulierinvoermodus
Geef aan hoe de printer reageert op opdrachten voor het doorvoeren van formulieren van verschillende bronnen.
Papiergriptijd
Hiermee geeft u de vertraging op voordat de printer het papier oppakt.
Pre-doorvoer
Als u Inschakelen selecteert, komt er een kort stukje papier uit de printer als de printer wordt ingeschakeld. Als u geperforeerd papier van een rol of een voorbedrukte rol gebruikt, dan raden wij u aan om deze parameter in te stellen op Uitschakelen.
Drempel zwarte markering
De drempelwaarde aanpassen voor het herkennen van zwarte markeringen op papier met zwarte markeringen. Als de zwarte markeringen te licht zijn om de eindpositie te kunnen vaststellen, geeft u een waarde op die lager is dan de huidige.
Pagina overschrijding
Als de afgedrukte gegevens niet op één pagina passen, kunt u aangeven of het afdrukken daarna moet worden geannuleerd of voortgezet op een tweede pagina.

Tabblad Geavanceerd (2)

afdrukgegevens na te zijn afgedrukt
Deze parameter bepaalt of afdrukgegevens al dan automatisch moeten worden verwijderd na het afdrukken.
Instelling JPEG afdrukken
Selecteer de beeldverwerkingsmethode voor het afdrukken van JPEG-afbeeldingen.
Drempel eenvoudig binair
Geef de drempelwaarde voor eenvoudig binair op als Instelling JPEG afdrukken is ingesteld op Eenvoudig binair.
De JPEG-afbeelding passend maken voor de afdrukmedia
Hiermee kunt u JPEG-afbeeldingen verkleinen of vergroten om ze passend te maken voor het papierformaat.
Vliegtuigstand
Hiermee kunt de Bluetooth- of Wi‑Fi-interface uitschakelen. Deze functie is bedoeld voor gebruik van de printer op plekken waar signaaloverdracht niet is toegestaan.

Tabblad ESC/P Legacy (1)

Papierformaat
Selecteer het standaardpapierformaat.
image
Als deze parameter wordt gewijzigd in het dialoogvenster van het printerstuurprogramma, krijgt deze instelling voorrang.
Formulierlengte
Deze parameter kan alleen worden ingesteld als Papierformaat is ingesteld op Aangepast.

De formulierlengte wordt bepaald door het aantal regels per pagina of de lengte in inches van elke pagina. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de geselecteerde instelling bij Tekstregelafstand.

Ondermarge
De voor deze parameter opgegeven instelling geldt alleen als Papierformaat is ingesteld op Aangepast.

De hoogte van de ondermarge wordt uitgedrukt in regels tekst. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de geselecteerde instelling bij Tekstregelafstand.

Tekstregelafstand
Deze parameter bepaalt de hoogte van elke regel tekst.
Linkermarge
Hiermee stelt u de linkermarge in.
Rechtermarge
Hiermee stelt u de rechtermarge in.
Standaardpitch
Hiermee stelt u de tekenbreedte in.
CR-LF modus
Deze parameter bepaalt hoe de printer reageert bij ontvangst van de opdrachten LF (regelomslag) en CR (regelterugloop) (ASCII-tekens 10 en 13).

Tabblad ESC/P Legacy (2)

Uitgebreide tekens
Hiermee bepaalt u welke tekens moeten worden gebruikt als u de ASCII-tekens 128 tot en met 255 afdrukt.
Schema tekenset
Deze parameter bepaalt welke tekenset moet worden gebruikt, zodat speciale tekens uit de geselecteerde taal kunnen worden afgedrukt.
Standaardlettertype
Deze parameter bepaalt welk geïntegreerd lettertype wordt gebruikt.
Tekengrootte verkleinen
Deze parameter bepaalt of tekst verkleind wordt afgedrukt.
Tekenattribuut
Deze parameter bepaalt de kenmerken die worden gebruikt voor de afgedrukte tekst.
Was deze pagina behulpzaam?