Home > Apparaat-instellingen > De instellingen van het apparaat vanaf het bedieningspaneel wijzigen > Instellingen- en functietabellen > Instellingstabellen (HL-L5210DNHL-L5210DWHL-L5215DNHL-L6210DW)
Instellingstabellen (HL-L5210DN/HL-L5210DW/HL-L5215DN/HL-L6210DW)
[Standaardinst.]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Niveau 6 | Beschrijving |
---|---|---|---|---|
Lade-instell. | Papiersoort | MF-lade | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de multifunctionele lade. |
Lade1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de standaardpapierlade. | ||
Lade2 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 2). | ||
Lade3 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 3). | ||
Lade4 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 4). | ||
Papierform. | MF-lade | - | Hiermee selecteert u het formaat van het papier dat u in de multifunctionele lade hebt geplaatst. | |
Lade1 | - | Hiermee selecteert u het formaat van het papier dat u in de standaardpapierlade hebt geplaatst. | ||
Lade2 *1 | - | Hiermee selecteert u het formaat van het papier dat u in de optionele lade (lade 2) hebt geplaatst. | ||
Lade3 *1 | - | Hiermee selecteert u het formaat van het papier dat u in de optionele lade (lade 3) hebt geplaatst. | ||
Lade4 *1 | - | Hiermee selecteert u het formaat van het papier dat u in de optionele lade (lade 4) hebt geplaatst. | ||
Ladegebruik | - | - | Hiermee selecteert u de papierlade die u wilt gebruiken. | |
Prioriteit | - | - | Wanneer Auto is geselecteerd in Ladegebruik, kunt u de volgorde selecteren waarin het apparaat papierlades gebruikt die papier van hetzelfde formaat bevatten. | |
Printpositie | MF-lade | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de multif. lade geplaatste papier horizontaal van -500 (links) tot +500 (rechts) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de multif. lade geplaatste papier verticaal van -500 (boven) tot +500 (onder) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |||
Lade1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de standaardlade geplaatste papier horizontaal van -500 (links) tot +500 (rechts) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de standaardlade geplaatste papier verticaal van -500 (boven) tot +500 (onder) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |||
Lade2 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 2) geplaatste papier horizontaal van -500 (links) tot +500 (rechts) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 2) geplaatste papier verticaal van -500 (boven) tot +500 (onder) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |||
Lade3 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 3) geplaatste papier horizontaal van -500 (links) tot +500 (rechts) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 3) geplaatste papier verticaal van -500 (boven) tot +500 (onder) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |||
Lade4 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 4) geplaatste papier horizontaal van -500 (links) tot +500 (rechts) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (meestal de linkerbovenhoek van pagina's) voor het in de optionele lade (lade 4) geplaatste papier verticaal van -500 (boven) tot +500 (onder) punten bij het afdrukken in 300 dpi. | |||
Lade overslaan | - | - | Hiermee selecteert u een specifieke lade die u niet wilt gebruiken als deze papier van het verkeerde formaat bevat. | |
Scheidingslade | - | - | Hiermee selecteert u de lade met het papier dat wordt gebruikt als scheidingspapier dat tussen elke afdruktaak wordt ingevoegd. | |
Contr. papier | - | - | Hiermee selecteert u of een bericht moet worden weergegeven dat vraagt om het papiertype en het papierformaat te controleren wanneer u de lade uit het apparaat trekt. | |
Ecologie | Ecomodus | - | - | |
Toner besparen | - | - | Hiermee verhoogt u het rendement van de tonercartridge. | |
Tijd slaapstand | - | - | Hiermee bepaalt u hoeveel tijd verstrijkt voordat het apparaat naar de energiespaarstand gaat. | |
Stille modus | - | - | Hiermee vermindert u het lawaai bij het afdrukken. | |
Aut. uitschak. | - | - | Hiermee kunt u de uren opgeven waarin het apparaat in de slaapstand blijft staan voordat deze wordt uitgeschakeld. | |
Uitvoer verbet. | - | - | - | Schakel de functie Krullen verm. of de functie Hechting toner in om het afdrukresultaat te verbeteren. |
Bediening | Toets herhalen | - | - | Stelt de tijd in voor het wijzigen van het LCD-bericht wanneer |
Bericht bladeren | - | - | Hiermee stelt u de tijd in seconden in dat een LCD-bericht op de LCD zal bladeren. Van niveau 1 (0,2 seconden) tot niveau 10 (2 seconden). | |
LCD-Contrast | - | - | Pas het contrast van de LCD aan. | |
Autom. online | - | - | Hiermee plaatst u het apparaat na 30 seconden inactiviteit terug naar de stand Gereed. | |
Instelblokk. | - | - | - | Hiermee vergrendelt u de instellingen van uw apparaat met het vergrendelingswachtwoord. |
Interface | Selecteren | - | - | Selecteer de te gebruiken interface. Als u Auto kiest, wijzigt het apparaat de interface naar USB of netwerk afhankelijk van welke interface gegevens ontvangt. |
Auto IF-tijd | - | - | Hiermee stelt u de time-outperiode voor de automatische interfaceselectie in. | |
Input Buffer | - | - | Hiermee kunt u de capaciteit van de invoerbuffer vergroten of verkleinen. | |
Gegevens Wissen | Macro-ID= | - | - | Hiermee verwijdert u de geregistreerde macrogegevens. |
Font ID= | - | - | Hiermee verwijdert u de geregistreerde lettertypegegevens. | |
Alles verwijderen | - | - | Hiermee herstelt u de macro-, stream en lettertypegegevens van uw apparaat naar de fabrieksinstellingen. |
Beschikbaar als de optionele lade(s) is (zijn) geïnstalleerd.
[Printer]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Beschrijving |
---|---|---|---|
Emulatie | - | - | Kies de emulatiemodus. |
Resolutie | - | - | Selecteer een afdrukresolutie. |
Dichtheid | - | - | Selecteer een hogere of een lagere afdrukdichtheid. |
Printerinst. | - | - | Hiermee stelt u de afdrukinstellingen in op tekst of afbeeldingen. |
Afdrukopties | Lettretypelijst | HP LaserJet | Hiermee drukt u de lijst met lettertypes en voorbeelden van HP LaserJet af. |
BR-Script 3 | Druk de lijst met lettertypes en voorbeelden van BR-Script af. | ||
Testafdruk | - | Hiermee drukt u de testpagina af. | |
Tweezijdig | 2-zijdige afdruk | - | Selecteer of op beide zijden van het papier moet worden afgedrukt. |
Eén afbeelding | - | Voor een afdruktaak waarvan de laatste pagina een enkelzijdige afbeelding is, selecteert u de optie 1-zijd. invoer om de afdruktijd te verminderen. Wanneer u briefpapier of voorgedrukt papier gebruikt, moet u de optie 2-zijd. invoer selecteren. Als u 1-zijd. invoer selecteert voor briefpapier of voorgedrukt papier, wordt de laatste pagina op de achterzijde afgedrukt. | |
Autom.doorgaan | - | - | Selecteer als u wilt dat het apparaat fouten met het papierformaat of fouten met het mediatype automatisch wist en papier van andere lades gebruikt. |
Papiersoort | - | - | Hiermee stelt u het papiertype in. |
Papierform. | - | - | Hiermee stelt u het papierformaat in. |
Aantal | - | - | Hiermee stelt u het aantal afgedrukte pagina's in. |
Orientatie | - | - | Hiermee bepaalt u of u pagina's staand of liggend wilt afdrukken. |
Printpositie | - | - | Hiermee opent u de instellingenmenu's voor de afdrukpositie. |
Auto FF | - | - | Hiermee drukt het apparaat automatisch overblijvende gegevens af. |
HP LaserJet | Fontnr. | - | Stel het lettertypenummer in. Dit menu verschijnt als een laadbaar lettertype is geïnstalleerd op uw apparaat van Brother. |
Font breedte | - | Hiermee stelt u de lettertypepitch in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Font punts | - | Hiermee stelt u de grootte van het lettertype in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Symbolenset | - | Hiermee selecteert u de symbool- of tekenset. | |
Tabel afdrukken | - | Hiermee drukt u de codetabel af. | |
Auto LF | - | AAN: CR -> CR+LF, UIT: CR -> CR | |
Auto CR | - | AAN: LF -> LF+CR, FF -> FF+CR of VT -> VT+CR UIT: LF -> LF, FF -> FF of VT -> VT | |
Auto WRAP | - | Hiermee selecteert u of er een regelinvoer en regelterugloop moeten plaatsvinden wanneer de rechtermarge wordt bereikt. | |
Auto SKIP | - | Hiermee selecteert u of er een regelinvoer en regelterugloop moeten plaatsvinden wanneer de onderste marge wordt bereikt. | |
Linkerkantlijn | - | Hiermee stelt u de linkermarge bij kolom 0 tot 70 in op 1 cpi. | |
Rechterkantlijn | - | Hiermee stelt u de rechtermarge bij kolom 10 tot 80 in op 1 cpi. | |
Bovenmarge | - | Hiermee stelt u de bovenste margeafstand in van de bovenrand van het papier. | |
Ondermarge | - | Stelt de onderste margeafstand in van de onderrand van het papier. | |
Regels | - | Hiermee stelt u het aantal lijnen op elke pagina in. | |
Opdracht lade | - | Selecteer deze instelling als een verkeerde lade wordt gebruikt wanneer u de HP-drivers gebruikt. | |
Epson FX-850 | Fontnr. | - | Stel het lettertypenummer in. |
Font breedte | - | Hiermee stelt u de lettertypepitch in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Font punts | - | Hiermee stelt u de grootte van het lettertype in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Tekenset | - | Hiermee selecteert u de symbool- of tekenset. | |
Tabel afdrukken | - | Hiermee drukt u de codetabel af. | |
Auto LF | - | AAN: CR -> CR+LF, UIT: CR -> CR | |
Autom. maskeren | - | Hiermee stelt u de boven- en ondermarges elk op twee regels in. Als u Autom. maskeren op Aan instelt, overschrijft deze instelling de instellingen Bovenmarge en Ondermarge. | |
Linkerkantlijn | - | Hiermee stelt u de linkermarge bij kolom 0 tot 70 in op 1 cpi. | |
Rechterkantlijn | - | Hiermee stelt u de rechtermarge bij kolom 10 tot 80 in op 1 cpi. | |
Bovenmarge | - | Hiermee stelt u de bovenste margeafstand in van de bovenrand van het papier. | |
Ondermarge | - | Stelt de onderste margeafstand in van de onderrand van het papier. | |
Regels | - | Hiermee stelt u het aantal lijnen op elke pagina in. | |
IBM Proprinter | Fontnr. | - | Stel het lettertypenummer in. |
Font breedte | - | Hiermee stelt u de lettertypepitch in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Font punts | - | Hiermee stelt u de grootte van het lettertype in. (Slechts beschikbaar voor specifieke lettertypen.) | |
Tekenset | - | Hiermee selecteert u de symbool- of tekenset. | |
Tabel afdrukken | - | Hiermee drukt u de codetabel af. | |
Auto LF | - | AAN: CR -> CR+LF, UIT: CR -> CR | |
Auto CR | - | AAN: LF -> LF+CR, FF -> FF+CR of VT -> VT+CR UIT: LF -> LF, FF -> FF of VT -> VT | |
Autom. maskeren | - | Hiermee stelt u de boven- en ondermarges elk op twee regels in. Als u Autom. maskeren op Aan instelt, overschrijft deze instelling de instellingen Bovenmarge en Ondermarge. | |
Linkerkantlijn | - | Hiermee stelt u de linkermarge bij kolom 0 tot 70 in op 1 cpi. | |
Rechterkantlijn | - | Hiermee stelt u de rechtermarge bij kolom 10 tot 80 in op 1 cpi. | |
Bovenmarge | - | Hiermee stelt u de bovenste margeafstand in van de bovenrand van het papier. | |
Ondermarge | - | Stelt de onderste margeafstand in van de onderrand van het papier. | |
Regels | - | Hiermee stelt u het aantal lijnen op elke pagina in. | |
BR-Script 3 | Print foutlijst | - | Kies of het apparaat de foutinformatie moet afdrukken wanneer de fout zich voordoet. |
Meerdere pagina's | - | U kunt de paginalay-out instellen wanneer u meerdere pagina's afdrukt. | |
PDF-afdrukopt. | - | Hiermee stelt u in of er naast de tekst van het pdf-bestand opmerkingen of stempels moeten worden afgedrukt als u via pdf afdrukt. | |
Aanp. aan pag. | - | Hiermee selecteert u of het apparaat de pagina's in het pdf-bestand moet vergroten of verkleinen zodat ze op het geselecteerde papierformaat passen. | |
Carbon-menu | Carbon Copy | - | Hiermee schakelt u de functie Carbon Copy in of uit. |
Aantal | - | Stelt het aantal afgedrukte pagina's in. | |
Kopie1 Lade | - | Hiermee selecteert u de lade die u voor Kopie1 gebruikt. | |
Kopie1 Macro | - | Hiermee selecteert u een macro/stream voor Kopie1. | |
Kopie2 Lade ...Kopie8 Lade | - | Hiermee selecteert u de lade die u voor Kopie2 tot Kopie8 gebruikt. | |
Kopie2 Macro ...Kopie8 Macro | - | Hiermee selecteert u een macro/stream voor Kopie2 tot Kopie8. | |
Reset printer | - | - | Hiermee worden de apparaatinstellingen naar de fabrieksinstellingen teruggezet. |
[Netwerk] (HL-L5210DN/HL-L5215DN)
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Niveau 6 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|---|
LAN met kabel | TCP/IP | Opstartmeth. | - | Hiermee kiest u de IP-methode die het best aan uw behoeften voldoet. |
IP-adres | - | Voer het IP-adres in. | ||
Subnetmasker | - | Voer het subnetmasker in. | ||
Gateway | - | Voer het adres van de gateway in. | ||
Knooppuntnaam | - | Voer de knooppuntnaam in. | ||
WINS Config | - | Selecteert de WINS-configuratiemodus. | ||
WINS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire WINS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire WINS-server. | |||
DNS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire DNS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire DNS-server. | |||
APIPA | - | Hiermee wijst u automatisch het IP-adres uit het link-local-adresbereik toe. *1 | ||
IPv6 | - | Hiermee kunt u het IPv6-protocol in- of uitschakelen. | ||
Ethernet | - | - | Hiermee kiest u de ethernetlinkmodus. | |
Status bedraad | - | - | Hiermee geeft u de verbindingsstatus van het draadloze netwerk weer. | |
MAC-adres | - | - | Hiermee geeft u het MAC-adres van uw apparaat weer. | |
Bekabeld insch. | - | - | Hiermee schakelt u de bedrade interface in of uit. | |
Webgeb. beheer | - | - | - | Schakel de functie Beheer via een webbrowser in of uit. Als u deze functie inschakelt, moet u ook de methode aangeven om verbinding te maken met Beheer via een webbrowser. |
IPsec | - | - | - | IPsec is een optionele beveiligingsfunctie van het IP-protocol dat verificatie- en versleutelingsservices voorziet. We raden u aan om contact op te nemen met uw netwerkbeheerder voordat u deze instelling wijzigt. |
GlobalNW dtct. | Detect. toest. | - | - | Hiermee schakelt u een functie in en uit die detecteert en de gebruiker informeert wanneer de gebruiker onbedoeld verbinding maakt met een wereldwijd netwerk. |
Toeg. afwijz. | - | - | Hiermee schakelt u verbindingen met het wereldwijde netwerk uit. | |
Netw. resetten | - | - | - | Hiermee herstelt u alle netwerkinstellingen van uw apparaat naar de fabrieksinstellingen. |
[Netwerk] (HL-L5210DW/HL-L6210DW)
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Niveau 6 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|---|
LAN met kabel | TCP/IP | Opstartmeth. | - | Hiermee kiest u de IP-methode die het best aan uw behoeften voldoet. |
IP-adres | - | Voer het IP-adres in. | ||
Subnetmasker | - | Voer het subnetmasker in. | ||
Gateway | - | Voer het adres van de gateway in. | ||
Knooppuntnaam | - | Voer de knooppuntnaam in. | ||
WINS Config | - | Selecteert de WINS-configuratiemodus. | ||
WINS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire WINS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire WINS-server. | |||
DNS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire DNS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire DNS-server. | |||
APIPA | - | Hiermee wijst u automatisch het IP-adres uit het link-local-adresbereik toe. *1 | ||
IPv6 | - | Hiermee kunt u het IPv6-protocol in- of uitschakelen. | ||
Ethernet | - | - | Hiermee kiest u de ethernetlinkmodus. | |
Status bedraad | - | - | Hiermee geeft u de verbindingsstatus van het draadloze netwerk weer. | |
MAC-adres | - | - | Hiermee geeft u het MAC-adres van uw apparaat weer. | |
Standaard | - | - | Hiermee worden de apparaatinstellingen voor het bedrade netwerk naar de fabrieksinstellingen teruggezet. | |
Bekabeld insch. | - | - | Hiermee schakelt u de bedrade interface in of uit. | |
WLAN(Wi-Fi) | Netwerk vinden | - | - | Configureer uw draadloze netwerkinstellingen handmatig. |
TCP/IP | Opstartmeth. | - | Hiermee kiest u de IP-methode die het best aan uw behoeften voldoet. | |
IP-adres | - | Voer het IP-adres in. | ||
Subnetmasker | - | Voer het subnetmasker in. | ||
Gateway | - | Voer het adres van de gateway in. | ||
Knooppuntnaam | - | Voer de knooppuntnaam in. | ||
WINS Config | - | Selecteert de WINS-configuratiemodus. | ||
WINS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire WINS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire WINS-server. | |||
DNS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire DNS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire DNS-server. | |||
APIPA | - | Hiermee wijst u automatisch het IP-adres uit het link-local-adresbereik toe. *1 | ||
IPv6 | - | Hiermee kunt u het IPv6-protocol in- of uitschakelen. | ||
WPS/drukknop | - | - | U kunt uw draadloze netwerkinstellingen eenvoudig configureren met één druk op de knop. | |
WPS/pincode | - | - | Hiermee configureert u de draadloze netwerkinstellingen met WPS en een pincode. | |
Status WLAN | Status | - | Geeft de verbindingsstatus van het draadloos netwerk weer. | |
Signaal | - | Hiermee kunt u de signaalsterkte van het draadloze netwerk weergeven. | ||
Kanaal | - | Hiermee geeft u het gebruikte kanaal weer wanneer Status op Actief staat. | ||
Snelheid | - | Hiermee geeft u de verbindingssnelheid weer wanneer Status op Actief staat. | ||
SSID | - | Hiermee geeft u de SSID (netwerknaam) van het draadloze netwerk weer. | ||
Comm. Modus | - | Hiermee geeft u de huidige communicatiemodus weer. | ||
MAC-adres | - | - | Hiermee geeft u het MAC-adres van uw apparaat weer. | |
Standaard | - | - | Hiermee worden de apparaatinstellingen voor het bedrade netwerk naar de fabrieksinstellingen teruggezet. | |
WLAN insch. | - | - | Hiermee schakelt u de draadloze interface in of uit. | |
Wi-Fi Direct | Handmatig | - | - | Hiermee configureert u handmatig uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen. |
Groepseigenaar | - | - | Stel uw apparaat als de Groepseigenaar in. | |
Drukknop | - | - | Hiermee configureert u uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen snel met de drukknopmethode. | |
Pincode | - | - | Hiermee kunt u uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen snel configureren met WPS en een pincode. | |
Apparaatinfo. | Apparaatnaam | - | Hiermee wordt de apparaatnaam van uw apparaat weergegeven. | |
SSID | - | Hiermee geeft u de SSID (netwerknaam) van de groepseigenaar weer. | ||
IP-adres | - | Hiermee geeft u het IP-adres van uw apparaat weer. | ||
Statusinfo | Status | - | Hiermee geeft u de Wi-Fi Direct-netwerkstatus weer. | |
Signaal | - | Hiermee geeft u de huidige signaalsterkte van het Wi-Fi Direct-netwerk weer. Wanneer uw apparaat als Groepseigenaar handelt, geeft de LCD altijd Sterk weer. | ||
Kanaal | - | Hiermee geeft u het gebruikte kanaal weer wanneer de Status Gr.eig. actf of Cliënt actief is. | ||
Snelheid | - | Hiermee geeft u de verbindingssnelheid weer wanneer Status Gr.eig. actf of Cliënt actief is. | ||
Interf. insch. | - | - | Hiermee schakelt u de Wi-Fi Direct-verbinding in of uit. | |
Webgeb. beheer | - | - | - | Schakel de functie Beheer via een webbrowser in of uit. Als u deze functie inschakelt, moet u ook de methode aangeven om verbinding te maken met Beheer via een webbrowser. |
IPsec | - | - | - | IPsec is een optionele beveiligingsfunctie van het IP-protocol dat verificatie- en versleutelingsservices voorziet. We raden u aan om contact op te nemen met uw netwerkbeheerder voordat u deze instelling wijzigt. |
GlobalNW dtct. | Detect. toest. | - | - | Hiermee schakelt u een functie in en uit die detecteert en de gebruiker informeert wanneer de gebruiker onbedoeld verbinding maakt met een wereldwijd netwerk. |
Toeg. afwijz. | - | - | Hiermee schakelt u verbindingen met het wereldwijde netwerk uit. | |
Netw. resetten | - | - | - | Hiermee herstelt u alle netwerkinstellingen van uw apparaat naar de fabrieksinstellingen. |
[Print lijsten]
Niveau 3 | Niveau 4 | Beschrijving |
---|---|---|
Printerinst. | - | Hiermee drukt u de pagina met printerinstellingen af. |
Netwerk Conf. (Voor netwerkmodellen) | - | Hiermee drukt u het netwerkconfiguratierapport af. |
Bestandsl. afdr. | - | Hiermee drukt u een lijst af met de gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen. |
Drum puntafdruk | - | Hiermee drukt u een controlevel voor drumdot afdrukken af. |
WLAN-rapport (Voor draadloze modellen) | - | Hiermee drukt u het diagnoserapport voor de draadloze verbinding af. |
[Machine-info]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Beschrijving |
---|---|---|---|
Serienummer | - | - | Hiermee geeft u het serienummer van het apparaat weer. |
Firmware | Hoofdversie | - | Hiermee controleert u de firmwareversie van uw apparaat. |
Beveiligingsversie | |||
Paginateller | - | - | Hiermee geeft u het totale aantal gedrukte pagina's weer. |
Duur onderdelen *1 | Toner | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de tonercartridge weer. |
Drumeenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de drumeenheid weer. | |
Fusereenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de fuseereenheid weer. | |
Lasereenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de laser-eenheid weer. | |
Papiertoevoerkit MF | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit MP weer. | |
Pap.toev.kit 1 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 1 weer. | |
Pap.toev.kit 2 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 2 weer. | |
Pap.toev.kit 3 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 3 weer. | |
Pap.toev.kit 4 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 4 weer. |
Beschikbaar als de optionele lade(s) is (zijn) geïnstalleerd.
[Stand.instel.]
Niveau 3 | Niveau 4 | Beschrijving |
---|---|---|
Reset | Reset machine | Herstel alle apparaatinstellingen die u hebt gewijzigd, zoals papiersoort. |
Netw. resetten | Hiermee herstelt u alle netwerkinstellingen van uw apparaat naar de fabrieksinstellingen. | |
Fabrieksinstell. | Hiermee reset u het apparaat en herstelt u de printerinstellingen (inclusief commando-instellingen) naar de fabrieksinstellingen. | |
Taalkeuze | - | Selecteer de LCD-taal voor uw land. |