Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers

1
Nadat u de instellingen hebt toegepast op de eerste printer, koppelt u de printer los van de computer, en sluit u de tweede printer aan op de computer.
2
Selecteer de nu aangesloten printer in de vervolgkeuzelijst [Printer].
Opmerking Opmerking
Als u het selectievakje [Detecteert de verbonden printer automatisch en haalt de huidige instellingen op.] in het dialoogvenster [Optie-instellingen] inschakelt, wordt de met de USB-kabel aangesloten printer automatisch herkend.
Zie Menu Bestand voor meer informatie.
3
Klik op de knop [Toepassen].
De instellingen die u hebt toegepast op de eerste printer, worden nu toegepast op de tweede printer.
Opmerking Opmerking
Als u het selectievakje [Herstart de printer automatisch na toepassen van nieuwe instellingen.] uitschakelt, worden de printers na het wijzigen van de instellingen niet opnieuw opgestart, waarmee de tijd die nodig is voor het configureren van de printers wordt gereduceerd. We raden u echter aan om het selectievakje [Herstart de printer automatisch na toepassen van nieuwe instellingen.] wel in te schakelen bij het configureren van de eerste printer, zodat u kunt controleren of er een verbinding met het toegangspunt tot stand kan worden gebracht met de instellingen. Zie Menu Bestand voor meer informatie.
4
Herhaal de stappen 1 - 3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
Belangrijk Belangrijk
Als het IP-adres is ingesteld op [STATIC], wordt het IP-adres van de printer ook gewijzigd in het IP-adres van de eerste printer.
Wijzig zo nodig het IP-adres.
Opmerking Opmerking
Als u de instellingen als bestand wilt opslaan, klikt u op [Bestand] - [Exporteren].
U kunt dezelfde instellingen toepassen op een andere printer door op [Bestand] - [Importeren] te klikken en het geëxporteerde instellingenbestand te selecteren. (Zie Menu Bestand)