Zoeken

Home > Printerinstellingen > De printerinstellingen wijzigen met Printer Instelling Tool (Mac) > Het dialoogvenster Instellingen van Printer Instelling Tool (Mac)

Het dialoogvenster Instellingen van Printer Instelling Tool (Mac)

image
  1. Printer

    De lijst met aangesloten printers.

  2. Import (Importeren)
    Instellingen uit een bestand importeren.
  3. Export (Exporteren)
    De huidige instellingen opslaan in een bestand.
  4. Tabbladen voor instellingen

    Hier kunt u de instellingen opgeven of wijzigen.

  5. Apply Settings to the Printer (Instellingen op printer toepassen)

    De instellingen worden op de printer toegepast.

  6. Clean Unit (Apparaat reinigen)
    Selecteer deze optie om de drukrol van de printer te reinigen door het speciale reinigingsvel in te voeren.
  7. Exit (Sluiten)
    Klik om Printer Instelling Tool te sluiten.
  8. Current Settings (Huidige instellingen)
    De huidige instellingen van de aangesloten printer worden opgehaald en weergegeven in het dialoogvenster.
  9. Factory Reset (Fabrieksinstellingen)
    Alle instellingen worden teruggezet naar de fabriekswaarden, inclusief de apparaatinstellingen.
  10. Print Unit Settings (Apparaatinstellingen afdrukken)
    Een rapport afdrukken met de firmwareversie, het papierformaat en de configuratiegegevens.

Tabblad Paper Settings (Papierinstellingen)

Paper Size (Papierformaat)
Selecteer het standaardpapierformaat.
Form Length (Formulierlengte)
Deze parameter kan alleen worden ingesteld als Paper Size (Papierformaat) is ingesteld op Custom (Aangepast).

De formulierlengte wordt bepaald door het aantal regels per pagina of de lengte in inches van elke pagina. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de geselecteerde instelling bij Text Line Spacing (Regelafstand tekst).

Bottom Margin (Ondermarge)
De voor deze parameter opgegeven instelling geldt alleen als Paper Size (Papierformaat) is ingesteld op Custom (Aangepast).

De hoogte van de ondermarge wordt uitgedrukt in regels tekst. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de geselecteerde instelling bij Text Line Spacing (Regelafstand tekst).

Text Line Spacing (Regelafstand tekst)
Deze parameter bepaalt de hoogte van elke regel tekst.
Left Margin (Linkermarge)
Hiermee stelt u de linkermarge in.
Right Margin (Rechtermarge)
Hiermee stelt u de rechtermarge in.
Default Pitch (Standaardpitch)
Hiermee stelt u de tekenbreedte in.
CR-LF Mode (CR-LF-modus)
Deze parameter bepaalt hoe de printer reageert bij ontvangst van de opdrachten LF (regelomslag) en CR (regelterugloop) (ASCII-tekens 10 en 13).
Roll Printer Case Setting (Instelling rolprinterbehuizing)
Geef de instelling op voor het gebruik van de optionele rolprinterbehuizing. Afhankelijk van de geselecteerde optie kunt u de doorvoerwaarde of de hoeveelheid papierterugtrekking voor de rolprinterbehuizing aanpassen.
Optie Beschrijving
Off (Uit) Selecteer deze optie als u de rolprinterbehuizing niet wilt gebruiken.
On (Without Anti Curl) (Aan (zonder anti-krulling)) Selecteer deze optie als u het anti-krulmechanisme niet wilt gebruiken terwijl u de rolprinterbehuizing gebruikt.
On (With Anti Curl) (Aan (met anti-krulling)) Selecteer deze optie als u het anti-krulmechanisme wilt gebruiken terwijl u de rolprinterbehuizing gebruikt.
On (Short Feed) (Aan (kort doorvoeren)) Als u de rolprinterbehuizing gebruikt en het papier door het anti-krulmechanisme wordt gevoerd, worden drukplekken op het papier zichtbaar. Gebruik deze optie om te voorkomen dat de drukplekken worden afgedrukt.
Print Length Scaling (Lengte afdruk schalen)
Hiermee bepaalt u de verkleinings- of vergrotingsfactor voor het afdrukken.
Tear Distance Adjust (Afscheurafstand aanpassen)
Stel de positie van de afscheurbalk voor papier in.
Form Feed Mode (Formulierinvoermodus)
Geef aan hoe de printer reageert op opdrachten voor het doorvoeren van formulieren van verschillende bronnen.
Papiergriptijd
Hiermee geeft u de vertraging op voordat de printer het papier oppakt.
Pre-Feed (Vooraf doorvoeren)
Als u Enable (Inschakelen) selecteert, komt er een kort stukje papier uit de printer als de printer wordt ingeschakeld. Als u geperforeerd papier van een rol of een voorbedrukte rol gebruikt, dan raden wij u aan om deze parameter in te stellen op Disable (Uitschakelen).
Skip Perforation (Perforatie overslaan)
Dit zorgt voor een boven- en ondermarge van 25,4 mm op het papier. Dit kunt u gebruiken bij afdrukken op geperforeerd papier van een rol. De printer drukt dan niet af op de perforatie.

Tabblad Print Settings (Afdrukinstellingen)

Command Mode (Opdrachtmodus)
Stel de opdrachtmodus voor de printer in.
Print Density (Afdrukdichtheid)
Selecteer de gewenste afdrukdichtheid.
Print Speed (Afdruksnelheid)
Selecteer de afdruksnelheid van de printer.
Optie Beschrijving
1.1 ips / 27 mm/s (1,1 ips/27 mm/s) Schakel een van deze opties in als u prioriteit geeft aan de afdrukkwaliteit.
1.9 ips / 48 mm/s (1,9 ips/48 mm/s)
2.7 ips / 70 mm/s (2,7 ips/70 mm/s)
3.5 ips / 90 mm/s (3,5 ips/90 mm/s) Deze instelling zorgt voor een hoge snelheid en goede afdrukkwaliteit. Deze optie is geschikt voor het afdrukken van standaarddocumenten.
Fast (Draft Quality) (Snel (ontwerpkwaliteit)) Snelheidsmodus. Selecteer deze optie als u documenten met vette tekst afdrukt.
Fast (Line Conversion) (Snel (regelconversie)) Snelheidsmodus. Selecteer deze optie als u documenten met lijntjespapier of vette tekst afdrukt.
Extended Characters (Extra tekens)
Hiermee bepaalt u welke tekens moeten worden gebruikt als u de ASCII-tekens 128 tot en met 255 afdrukt.
Character Set Map (Tekensetoverzicht)
Deze parameter bepaalt welke tekenset moet worden gebruikt, zodat speciale tekens uit de geselecteerde taal kunnen worden afgedrukt.
Default Font (Standaardlettertype)
Deze parameter bepaalt welk geïntegreerd lettertype wordt gebruikt.
Character Attributes (Tekenattribuuten)
Deze parameter bepaalt de kenmerken die worden gebruikt voor de afgedrukte tekst.
Dash Line Print (Streepjeslijn afdrukken)
Deze optie wordt gebruikt om een streepjeslijn af te drukken tussen de pagina’s. Dit is handig bij het afdrukken op papier van een rol. Stel Form Feed Mode (Formulierinvoermodus) in op Fixed Page (Vaste pagina) en selecteer vervolgens Enable (Inschakelen). Er wordt alleen een streepjeslijn afgedrukt op het papier. Er wordt niet daadwerkelijk een perforatie aangebracht in het papier.
Stencil Paper Mode (Stencilpapiermodus)
Deze modus is geschikt voor afdrukken op stencilpapier. Schakel deze instelling in als u gaat afdrukken op stencilpapier.

Tabblad Printer Settings (Printerinstellingen)

Auto Power On (Auto Voeding Aan)

Geef aan hoe de printer moet reageren als die met USB of op het lichtnet of een 12V-spanningsbron wordt aangesloten.

Auto Power Off (Automatisch uitschakelen)

Geef de duur van inactiviteit op voordat de printer automatisch wordt uitgeschakeld.

Blackmark Threshold (Drempel zwarte markering)
De drempelwaarde aanpassen voor het herkennen van zwarte markeringen op papier met zwarte markeringen. Als de zwarte markeringen te licht zijn om de eindpositie te kunnen vaststellen, geeft u een waarde op die lager is dan de huidige.
Print Data after Printing (Afdrukgegevens na afdrukken)
Geef aan of de afdrukgegevens na het afdrukken moeten worden gewist.
JPEG Printing Setting (Instelling JPEG afdrukken)
Selecteer de beeldverwerkingsmethode voor het afdrukken van JPEG-afbeeldingen.
Scale JPEG images to fit media (JPEG-afbeeldingen passend maken voor afdrukmedia)
Hiermee kunt u JPEG-afbeeldingen verkleinen of vergroten om ze passend te maken voor het papierformaat.
Airplane Mode (Vliegtuigstand)
Hiermee kunt de Bluetooth- of Wi‑Fi-interface uitschakelen. Deze functie is bedoeld voor gebruik van de printer op plekken waar signaaloverdracht niet is toegestaan.

Tabblad Bluetooth Settings (Bluetooth-instellingen) (PJ-862/PJ-863/PJ-883)

Bluetooth Device Name (Naam Bluetooth apparaat)
De naam van het Bluetooth-apparaat wordt weergegeven.
Bluetooth Address (Bluetooth-adres)
Het opgehaalde Bluetooth-adres wordt weergegeven.
Visible to Other Devices (Zichtbaar voor andere apparaten)
Hier kunt u aangeven of de printer mag worden gedetecteerd door andere Bluetooth-apparaten.
Change PIN code (PIN-code wijzigen)
Als On (Aan) is geselecteerd, kunt u de PIN-code wijzigen met Bluetooth 2.0 of eerder.
Request Secure Simple Pairing (SSP) settings during pairing (SSP-instellingen (Secure Simple Pairing) opvragen tijdens koppelen)
Als u dit selectievakje inschakelt, kunnen apparaten die compatibel zijn met Bluetooth 2.1 of hoger, worden gekoppeld met de knoppen op de printer.

Tabblad Wireless LAN (Draadloos LAN) (PJ-883)

WirelessDirect
De functie WirelessDirect in- of uitschakelen.
SSID/Network Key Generation (SSID/Netwerksleutel genereren)
Selecteer de optie AUTO of STATIC (STATISCH).
SSID(Network Name) (SSID (netwerknaam))/Network Key (Netwerksleutel)
Geef de SSID (3 tot 25 ASCII-tekens) en de netwerksleutel op die in de modus WirelessDirect moeten worden gebruikt. U kunt alleen instellingen opgeven als de optie STATIC (STATISCH) is ingesteld op SSID/Network Key Generation (SSID/Netwerksleutel genereren).
Display current settings (Huidige instellingen weergeven)
De huidige instellingen voor WirelessDirect worden weergegeven. Klik op de knop Current Settings (Huidige instellingen) om de weergegeven instellingen bij te werken op basis van de meest recente gegevens.
Was deze pagina behulpzaam?