Controleer dat de printerkabel niet te lang is. Wij raden u aan om een parallelle kabel of een USB-kabel te gebruiken die niet langer is dan 2 meter.

Controleer dat de printerkabel niet beschadigd of gebroken is.

Als u een apparaat voor interface-omschakeling gebruikt, dient u dit te verwijderen. Sluit uw computer rechtstreeks op de printer aan en probeer het opnieuw.

Controleer dat de juiste printerdriver als het standaardstuurprogramma is geselecteerd.

Controleer dat de printer niet is aangesloten op dezelfde poort als wordt gebruikt door een scanner of een apparaat voor opslag van grote hoeveelheden gegevens. Verwijder alle andere apparatuur en sluit alleen de printer op de poort aan.

Schakel het Statusvenster uit.

Druk op Go om de resterende gegevens in het printergeheugen af te drukken. Annuleer de taak als u de gegevens die nog in het geheugen van de printer zitten wilt wissen. (Raadpleeg Knoppen.)

Maak uw document minder ingewikkeld of gebruik een lagere resolutie.

Plaats meer geheugen. (Raadpleeg Extra geheugen plaatsen.)

Druk op Go om de resterende gegevens in het printergeheugen af te drukken. Annuleer de taak als u de gegevens die nog in het geheugen van de printer zitten wilt wissen. Raadpleeg Knoppen.

Maak uw document minder ingewikkeld of gebruik een lagere resolutie.

Plaats meer geheugen. Raadpleeg Extra geheugen plaatsen.

Stel de paginabescherming in op Auto d.m.v. de meegeleverde Windows^® driver of bedieningspaneel.

Verander de volgende instellingen in de meegeleverde Windows^® driver en probeer het nogmaals. Welke combinatie van instellingen het beste werkt, is afhankelijk van uw document.

Pas de boven- en ondermarge van het document aan.