6 Configuratie van het bedieningspaneel

Netwerk-menu

U moet eerst de correcte TCP/IP-instellingen configureren, pas dan kunt u het product van Brother in een netwerkomgeving gebruiken.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de netwerkinstellingen kunt configureren via het bedieningspaneel aan de voorzijde van de machine.
U kunt de machine van Brother via het Netwerk-menu van het bedieningspaneel voor uw netwerk configureren. Druk op Menu en vervolgens op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren. Selecteer het menu met de instellingen die u wilt configureren. (Zie Functietabel en standaardinstellingen.)
De machine wordt geleverd met de software BRAdmin Light en Remote Setup voor Windows® en Macintosh, die ook gebruikt kan worden voor het configureren van diverse aspecten van het netwerk. (Zie Remote Setup gebruiken om de instellingen van de afdrukserver te wijzigen (niet beschikbaar voor DCP-modellen) voor een bedrade verbinding of De instellingen van de afdrukserver wijzigen voor een draadloze verbinding.)

TCP/IP

Als u de machine met de Ethernet-kabel op het netwerk aansluit, moet u de menuoptie LAN met kabel selecteren. Als u de machine op een draadloos Ethernet-netwerk aansluit, moet u de menuoptie WLAN selecteren.
Dit menu bevat 10 opties: BOOT Method, IP Address, Subnet Mask, Gateway, Knooppunt naam of Node naam, WINS Config, WINS Server, DNS Server, APIPA en IPv6 (voor MFC-5490CN, MFC-5890CN, MFC-5895CW, MFC-6490CW, DCP-6690CW en MFC-6890CDW).

BOOT Method

De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine een IP-adres krijgt. De standaardinstelling is Autom.
Opmerking Opmerking
Als u de afdrukserver niet via DHCP, BOOTP of RARP wilt configureren, dient u BOOT Method in te stellen op Statisch zodat de afdrukserver een statisch IP-adres heeft. Zo wordt voorkomen dat de afdrukserver probeert om een IP-adres van een van deze systemen te krijgen. U kunt de BOOT Method wijzigen via het bedieningspaneel van de machine, BRAdmin Light of Remote Setup.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om BOOT Method te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.ltri of Bsymbol.rtri om Autom.1, Statisch2, RARP3, BOOTP4 of DHCP5 te selecteren.
Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
1
Automatische modus
In deze modus zoekt de machine op het netwerk naar een DHCP-server. Als er een DHCP-server wordt gevonden en de configuratie van deze server toewijzing van een IP-adres voor de machine toelaat, dan wordt het door de DHCP-server toegewezen IP-adres gebruikt. Als er geen DHCP-server beschikbaar is, zoekt de machine een BOOTP-server. Als er een BOOTP-server beschikbaar is en deze server correct is geconfigureerd, vraagt de machine het IP-adres bij de BOOTP-server op. Als er geen BOOTP-server beschikbaar is, zal de machine naar een RARP-server zoeken. Als er ook geen RARP-server antwoordt, wordt het IP-adres via het APIPA-protocol opgevraagd. Zie APIPA gebruiken voor het configureren van het IP-adres. Als de machine voor het eerst wordt aangezet, kan het een paar minuten duren voor de machine het netwerk heeft afgezocht.
2
Statische modus
In deze modus moet u het IP-adres voor de machine handmatig toewijzen. Nadat het IP-adres is opgegeven, wordt het op het toegewezen adres vastgezet.
3
RARP-modus
Het IP-adres van de afdrukserver van Brother kan worden geconfigureerd met de service Reverse ARP (RARP) op uw hostcomputer. Zie RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres voor meer informatie over RARP.
4
BOOTP-modus
BOOTP is een alternatief op RARP. Het voordeel van BOOTP is, dat ook het subnetmasker en de gateway geconfigureerd kunnen worden. Zie BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres voor meer informatie over BOOTP.
5
DHCP-modus (DHCP)
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die worden gebruikt voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk hebt (doorgaans een netwerk op basis van UNIX®, Windows® 2000/XP, Windows Vista®), zal de afdrukserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.

IP-adres

In dit veld verschijnt het huidige IP-adres van de machine. Als u de statische opstartmethode hebt gekozen, voert u nu het IP-adres in dat u aan de machine wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u mag gebruiken). Als u een andere opstartmethode hebt gekozen, zal de machine proberen om het IP-adres te bepalen via het DHCP- of BOOTP-protocol. Het standaard IP-adres van de machine is wellicht niet compatibel met de IP-adresnummering van uw netwerk. Wij raden u aan om de netwerkbeheerder om een IP-adres te vragen voor het netwerk waarop de machine wordt aangesloten.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om IP Address te selecteren.
Druk op OK.
6
Voer het IP-adres in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Voor DCP-modellen drukt u herhaaldelijk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om het eerste driecijferige nummer van het IP-adres in te voeren. Druk op Bsymbol.rtri om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u het vierde en laatste driecijferige nummer van het IP-adres hebt ingevoerd. Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

Subnetmasker

In dit veld verschijnt het huidige subnetmasker van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het subnetmasker op te vragen, kunt u het gewenste subnetmasker zelf opgeven. Vraag uw netwerkbeheerder welk subnetmasker u mag gebruiken.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Subnet Mask te selecteren.
Druk op OK.
6
Voer het adres van het subnetmasker in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Voor DCP-modellen drukt u herhaaldelijk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om het eerste driecijferige nummer van het subnetmasker in te voeren. Druk op Bsymbol.rtri om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u het vierde en laatste driecijferige nummer van het subnetmasker hebt ingevoerd. Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

Gateway

In dit veld verschijnt het adres van de huidige gateway of router van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het gateway- of routeradres op te vragen, kunt u het gewenste adres zelf opgeven. Als u geen gateway of router hebt, mag u in dit veld niets invullen. Vraag uw netwerkbeheerder als u niet zeker bent.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Gateway te selecteren.
Druk op OK.
6
Voer het adres van de gateway in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Voor DCP-modellen drukt u herhaaldelijk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om het eerste driecijferige nummer van het gateway-adres in te voeren. Druk op Bsymbol.rtri om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u het vierde en laatste driecijferige nummer van het gateway-adres hebt ingevoerd. Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

Knooppunt naam

U kunt de naam van de machine op het netwerk registreren. Deze naam wordt vaak de NetBIOS-naam genoemd, het is de naam die is geregistreerd bij de WINS-server op uw netwerk. Brother raadt aan de naam BRNxxxxxxxxxxxx te gebruiken voor een bedraad netwerk of BRWxxxxxxxxxxxx voor een draadloos netwerk (waarbij xxxxxxxxxxxx het Ethernet-adres van de machine is) (maximaal 15 tekens).
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Knooppunt naam of Node naam te selecteren.
Druk op OK.
6
Voer de naam van het knooppunt in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Op DCP-modellen kunt u de knooppuntnaam niet via het menu op het bedieningspaneel wijzigen.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

WINS Config

De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine het IP-adres van de WINS-server krijgt.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WINS Config te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.ltri of Bsymbol.rtri om Autom. of Statisch te selecteren.
Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

WINS Server

1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WINS Server te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Primary of Secondary te selecteren.
Druk op OK.
7
Voer het WINS-serveradres in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Voor DCP-modellen drukt u herhaaldelijk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om het eerste driecijferige nummer van het WINS Server-adres in te voeren. Druk op Bsymbol.rtri om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u het vierde en laatste driecijferige nummer van het WINS Server-adres hebt ingevoerd. Druk op OK.
8
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

DNS Server

1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om DNS Server te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Primary of Secondary te selecteren.
Druk op OK.
7
Voer het adres van de DNS-server in.
Druk op OK.
Opmerking Opmerking
Voor DCP-modellen drukt u herhaaldelijk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om het eerste driecijferige nummer van het DNS Server-adres in te voeren. Druk op Bsymbol.rtri om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u het vierde en laatste driecijferige nummer van het DNS Server-adres hebt ingevoerd. Druk op OK.
8
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

APIPA

Wanneer deze optie is ingeschakeld, zal de afdrukserver automatisch een Link-Local IP-adres toewijzen in het bereik van (169.254.1.0 - 169.254.254.255) wanneer de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld (Zie BOOT Method). Als deze optie is uitgeschakeld, wordt het IP-adres niet gewijzigd als de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om APIPA te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.ltri of Bsymbol.rtri om Aan of Uit te selecteren.
Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).

IPv6 (voor MFC-5490CN, MFC-5890CN, MFC-5895CW, MFC-6490CW, DCP-6690CW en MFC-6890CDW)

Deze machine is compatibel met IPv6, het internetprotocol van de nieuwe generatie. Als u het IPv6-protocol wilt gebruiken, selecteert u Aan. De standaardinstelling voor IPv6 is Uit. Kijk voor meer informatie over het IPv6-protocol op http://solutions.brother.com.
1
Druk op Menu.
2
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om Netwerk te selecteren.
Druk op OK.
3
(Voor bedraad) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om LAN met kabel te selecteren.
(Voor draadloos) Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om WLAN te selecteren.
Druk op OK.
4
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om TCP/IP te selecteren.
Druk op OK.
5
Druk op Bsymbol.utri of Bsymbol.dtri om IPv6 te selecteren.
Druk op OK.
6
Druk op Bsymbol.ltri of Bsymbol.rtri om Aan of Uit te selecteren.
Druk op OK.
7
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).