Home > Apparaat-instellingen > De instellingen van het apparaat vanaf het bedieningspaneel wijzigen > Instellingen- en functietabellen > Instellingstabellen
Instellingstabellen
[Standaardinst.]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Niveau 6 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|---|
Lade-instelling | Papiersoort | MF-lade | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de multifunctionele lade. |
Lade 1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de standaardpapierlade. | ||
Lade 2 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 2). | ||
Lade 3 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 3). | ||
Lade 4 *1 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 4). | ||
Lade 5 *2 | - | Hiermee selecteert u de papiersoort die overeenkomt met het papier in de optionele lade (lade 5). | ||
Papierform. | MF-lade | - | Hiermee selecteert u de grootte van het papier dat u in de multifunctionele lade hebt geplaatst. | |
Lade 1 | - | Selecteer de grootte van het papier dat u in de standaardpapierlade hebt geplaatst. | ||
Lade 2 *1 | - | Hiermee selecteert u de grootte van het papier dat u in de optionele lade (lade 2) hebt geplaatst. | ||
Lade 3 *1 | - | Hiermee selecteert u de grootte van het papier dat u in de optionele lade (lade 3) hebt geplaatst. | ||
Lade 4 *1 | - | Hiermee selecteert u de grootte van het papier dat u in de optionele lade (lade 4) hebt geplaatst. | ||
Lade 5 *2 | - | Hiermee selecteert u de grootte van het papier dat u in de optionele lade (lade 5) hebt geplaatst. | ||
Ladegebruik: Kopiëren | - | - | Hiermee kiest u de lade die voor het maken van kopieën wordt gebruikt. | |
Ladegebruik: Faxen | - | - | Hiermee selecteert u de lade die voor faxen wordt gebruikt. | |
Ladegebr.: Afdruk. | - | - | Hiermee selecteert u de lade die voor afdrukken wordt gebruikt. | |
Printpositie | MF-lade | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de multif. lade geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | |
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de multif. lade geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade 1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de standaard papierlade geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de standaard papierlade geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade 2 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 2) geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 2) geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade 3 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 3) geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 3) geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade 4 *1 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 4) geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 4) geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade 5 *2 | X Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 5) geplaatste papier horizontaal tot max. -500 (links) tot +500 (rechts) punten in 300 dpi. | ||
Y Offset | Hiermee verplaatst u de afdrukstartpositie (aan de linkerbovenhoek van pagina's) van het in de optionele lade (lade 5) geplaatste papier verticaal tot max. -500 (boven) tot +500 (onder) punten in 300 dpi. | |||
Lade overslaan *3 | - | - | Hiermee selecteert u een specifieke lade die u niet wilt gebruiken als deze papier van het verkeerde formaat bevat. | |
Scheidingslade *3 | - | - | Hiermee selecteert u de lade met het papier dat wordt gebruikt als scheidingspapier dat tussen elke afdruktaak wordt ingevoegd. | |
Meld. bijna leeg | Meld. bijna leeg | - | Hiermee selecteert u of een melding moet worden weergegeven dat de papierlade bijna leeg is. | |
Meldingsniveau | - | Hiermee selecteert u het minimale papierniveau waarbij de melding wordt weergegeven. | ||
Contr. papier | - | - | Hiermee selecteert u of een melding moet worden weergegeven om het papiertype en papierformaat te controleren. | |
Volume | Belvolume | - | - | Hiermee kunt u het belvolume aanpassen. |
Toon | - | - | Hiermee past u het volume van de waarschuwingstoon aan. | |
Luidspreker | - | - | Hiermee stelt u het volume van de luidspreker in. | |
LCD-instell. | Schermverlicht | - | - | Hiermee kunt u de helderheid van de achtergrondverlichting van het LCD-scherm aanpassen. |
Lichtdim-timer | - | - | Hiermee kunt u instellen hoe lang de achtergrondverlichting op de LCD blijft branden nadat u naar het hoofdbeginscherm bent teruggekeerd of andere functies hebt gebruikt. | |
Instellingen voor meldingen | Waarschuwing voor document | - | - | Hiermee selecteert u of er een melding getoond moet worden wanneer u een document op de glasplaat laat liggen. |
Scanresultaat (geen lege pagina's) | - | - | Toont het totaal aantal gescande pagina's en overgeslagen blanco pagina's nadat het scannen is voltooid. | |
Ecologie | Ecomodus | - | - | |
Toner besparen | - | - | Hiermee verhoogt u het rendement van de tonercartridge. | |
Tijd slaapstand | - | - | Hiermee bepaalt u hoeveel tijd verstrijkt voordat het apparaat naar de energiespaarstand gaat. | |
Stille modus | - | - | Hiermee vermindert u het lawaai bij het afdrukken. | |
Aut. uitschak. | - | - | Hiermee kunt u de uren opgeven waarin het apparaat in de slaapstand blijft staan voordat deze wordt uitgeschakeld. | |
Gegevens Wissen | Macro-ID= | - | - | Hiermee verwijdert u de geregistreerde macrogegevens. |
Stream-ID | - | - | Hiermee verwijdert u de geregistreerde streamgegevens. | |
Font ID= | - | - | Hiermee verwijdert u de geregistreerde lettertypegegevens. | |
Alles verwijderen | - | - | Hiermee herstelt u de macro-, stream- en lettertypegegevens van uw apparaat naar de standaardinstellingen. | |
USB-flashstation initialiseren (Alleen beschikbaar wanneer het USB-flashstation is geselecteerd in het menu Locatie taakopslag.) | - | - | Initialiseer het USB-flashstation voor afdrukken via USB-opslag. Initialiseren van het USB-flashstation duurt meer dan 40 minuten. |
[Instellingen snelkoppelingen]
Niveau 3 | Niveau 4 | Omschrijvingen |
---|---|---|
(Selecteer een snelkoppeling) | Naamwijz | Hiermee wijzigt u de naam van de snelkoppeling. |
Bewerken | Hiermee kunt u de snelkoppelingsinstellingen wijzigen. | |
Verwijder | Hiermee verwijdert u de snelkoppeling. | |
Kaart/NFC registreren | Hiermee wijst u een snelkoppeling toe aan een identiteitskaart. | |
Kaart/NFC verwijderen | Hiermee verwijdert u een snelkoppeling van een identiteitskaart. |
[Fax]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|
Ontvangstmenu | Belvertraging | - | Hiermee kunt u instellen hoe vaak het belsignaal moet overgaan voordat het apparaat reageert in de modus Fax of Fax/Tel. |
Ontvangstmod. | - | Hiermee kiest u de ontvangstmodus die het best aan uw behoeften voldoet. | |
F/T beltijd | - | Hiermee stelt u de duur van het dubbele belsignaal in de modus Fax/Telefoon in. | |
Faxvoorbeeld | - | Hiermee kunt u ontvangen faxen bekijken op de LCD. | |
Fax Waarnemen | - | Hiermee worden faxen automatisch ontvangen wanneer u een oproep beantwoordt en de faxtoon hoort. | |
Act.Op Afst. | Act.Op Afst. | Hiermee kunt u oproepen op een tweede of extern toestel aannemen en codes gebruiken om de codes op afstand in- of uitschakelen. U kunt deze codes personaliseren. | |
Afstandscode | |||
Deactiveren | |||
Auto reductie | - | Hiermee wordt een inkomend faxbericht verkleind afgedrukt. | |
PC-Fax ontv. | Aan | Hiermee stelt u het apparaat in om faxen naar uw computer te verzenden. U kunt dan ook de beveiligingsfunctie Reserveafdruk inschakelen. | |
Uit | |||
Geheugenontv. | Uit | - | |
Fax Doorzenden | Stel het apparaat in om faxberichten door te zenden of om binnenkomende faxen in het geheugen op te slaan (zodat u deze kunt opvragen wanneer u niet bij uw apparaat bent). Als u Fax doorzenden selecteert, kunt u de beveiligingsfunctie Reserveafdruk inschakelen. | ||
Fax Opslaan | |||
Doorsturen naar cloud | Hiermee stuurt u inkomende faxen door naar de internetservice. | ||
Faxontvangststempel | - | Hiermee drukt u bovenaan ontvangen faxen de tijd en datum van ontvangst af. | |
Tweezijdig | - | Hiermee drukt u ontvangen faxen af op beide zijden van het papier. | |
Verzendmenu | Verzamelen | - | Hiermee worden de uitgestelde faxen naar hetzelfde faxnummer samengevoegd en op een bepaald tijdstip in één keer verzonden. |
Voorblad Opm. | - | Hier kunt u tekst voor het faxvoorblad opgeven. | |
Automatisch herkiezen | - | Hiermee kunt u het apparaat instellen om het laatste faxnummer na vijf minuten opnieuw te kiezen als de fax niet kon worden verzonden omdat de lijn bezet was. | |
Bestemming | - | Hiermee kunt u het apparaat instellen om tijdens het kiezen van faxen gegevens over de bestemming op de LCD weer te geven. | |
Kies rapport | Verzendrapp. | - | Hiermee selecteert u de begininstellingen voor het verzendrapport. |
Journaal tijd | Journaal tijd | Hiermee stelt u het interval in voor het automatisch afdrukken van het faxjournaal. | |
Tijd | Als u een andere optie dan Uit of Elke 50 faxen selecteert, kunt u de tijd voor de optie instellen. | ||
Dag | Als u Elke 7 dagen selecteert, kunt u de dag van de week instellen. | ||
Print document | - | - | Hiermee drukt u ontvangen faxen af die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen. |
Afst.bediening | - | - | Hiermee stelt u uw eigen code voor afstandsbediening in. |
Kiesbeperking | Cijfertoetsen | - | Hiermee beperkt u het kiezen bij gebruik van de kiestoetsen. |
Adresboek | - | Hiermee beperkt u het kiezen bij gebruik van het adresboek. | |
Snelk. | - | Hiermee beperkt u het kiezen bij gebruik van een snelkoppeling. | |
LDAP-server | - | Hiermee beperkt u het kiezen van nummers op de LDAP-server. | |
Rest. jobs | - | - | Hiermee kunt u controleren welke geplande taken in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen en geselecteerde taken annuleren. |
[Printer]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|
Emulatie | - | - | Hiermee selecteert u de emulatiemodus. |
Kwaliteit | - | - | Hiermee selecteert u de afdrukkwaliteit. |
Afdrukopties | Lettretypelijst | HP LaserJet | Druk een lijst met de interne lettertypes van het apparaat af. |
BR-Script 3 | |||
Testafdruk | - | Hiermee drukt u een testpagina af. | |
Tweezijdig | 2-zijdige afdruk | - | Hiermee schakelt u 2-zijdig afdrukken in of uit en selecteert u lange zijde of korte zijde. |
Eén afbeelding | - | Voor een afdruktaak waarvan de laatste pagina een enkelzijdige afbeelding is, selecteert u de optie 1-zijd. invoer om de afdruktijd te verminderen. Wanneer u briefpapier of voorgedrukt papier gebruikt, moet u de optie 2-zijd. invoer selecteren. Als u 1-zijd. invoer selecteert voor briefpapier of voorgedrukt papier, wordt de laatste pagina op de achterzijde afgedrukt. | |
Autom. doorgaan | - | - | Selecteer als u wilt dat het apparaat fouten met het papierformaat of fouten met het mediatype automatisch wist en papier van andere lades gebruikt. |
Uitvoerkleur | - | - | Stel de uitvoerkleur in. |
Papiersoort | - | - | Hiermee stelt u het papiertype in. |
Papierform. | - | - | Hiermee stelt u het papierformaat in. |
Aantal | - | - | Hiermee stelt u het aantal afgedrukte pagina's in. |
Orientatie | - | - | Hiermee bepaalt u of u pagina's staand of liggend wilt afdrukken. |
Printpositie | - | - | Hiermee opent u de instellingenmenu's voor de afdrukpositie. |
Auto FF | - | - | Hiermee drukt het apparaat automatisch overblijvende gegevens af. |
HP LaserJet | Fontnr. | Fontnr. | Stel het lettertypenummer in. Dit menu verschijnt als een laadbaar lettertype is geïnstalleerd op uw apparaat van Brother. |
Soft Font nr. | Stel het nummer van het laadbare lettertype in. Dit menu verschijnt als een laadbaar lettertype is geïnstalleerd op uw apparaat van Brother. | ||
Font breedte | - | Hiermee stelt u de lettertypepitch in. (Beschikbaar voor bepaalde lettertypenummers) | |
Font punts | - | Hiermee stelt u de grootte van het lettertype in. (Beschikbaar voor bepaalde lettertypenummers) | |
Symbolenset | - | Hiermee selecteert u de symbool- of tekenset. | |
Tabel afdrukken | - | Hiermee drukt u de codetabel af. | |
Auto LF | - | AAN: CR -> CR+LF, UIT: CR -> CR | |
Auto CR | - | AAN: LF -> LF+CR, FF -> FF+CR of VT -> VT+CR UIT: LF -> LF, FF -> FF of VT -> VT | |
Auto WRAP | - | Hiermee kiest u of een regelinvoer en regelterugloop voorvallen wanneer het apparaat de rechtermarge bereikt. | |
Auto SKIP | - | Hiermee kiest u of een regelinvoer en regelterugloop voorvallen wanneer de regelpositie de onderste marge bereikt. | |
Linkerkantlijn | - | Hiermee stelt u de linkermarge bij kolom 0 tot 70 in op 1 cpi. | |
Rechterkantlijn | - | Hiermee stelt u de rechtermarge bij kolom 10 tot 80 in op 1 cpi. | |
Bovenmarge | - | Hiermee stelt u de bovenste margeafstand in van de bovenrand van het papier. | |
Ondermarge | - | Hiermee stelt u de onderste margeafstand in van de onderrand van het papier. | |
Regels | - | Hiermee stelt u het aantal lijnen op elke pagina in. | |
Opdracht lade | - | Selecteer deze instelling als een verkeerde lade wordt gebruikt wanneer u de HP-drivers gebruikt. | |
BR-Script 3 | Print foutlijst | - | Kies of het apparaat de foutinformatie moet afdrukken wanneer de fout zich voordoet. |
CAPT | - | Gebruik CAPT (Colour Advanced Printing Technology) voor een optimale afdrukkwaliteit wanneer u een PS-bestand afdrukt dat door een PS-driver werd aangemaakt die niet van Brother komt. Hiermee verschijnen kleuren en foto's duidelijker en nauwkeuriger. De afdruksnelheid zal lager liggen. | |
Meer pag. afdr. | - | U kunt de paginalay-out instellen wanneer u meerdere pagina's afdrukt. | |
PDF-afdrukopties | - | Hiermee stelt u in of er naast de tekst van het pdf-bestand opmerkingen of stempels moeten worden afgedrukt als u via pdf afdrukt. | |
PDF aanp. aan pag. | - | Hiermee selecteert u of het apparaat de pagina's in het pdf-bestand moet vergroten of verkleinen zodat ze op het geselecteerde papierformaat passen. | |
Carbon-menu | Carbon Copy | - | Hiermee schakelt u de functie Carbon Copy in of uit. |
Aantal | - | Stelt het aantal afgedrukte pagina's in. | |
Kopie1 Lade | - | Hiermee selecteert u de lade die u voor Kopie1 gebruikt. | |
Kopie1 stream | - | Hiermee selecteert u een stream voor Kopie1. | |
Kopie2 Lade ...Kopie8 Lade | - | Hiermee selecteert u de lade die u voor Kopie2 tot 8 gebruikt. | |
Kopie2 stream ...Kopie8 stream | - | Hiermee selecteert u een stream voor Kopie2 tot 8. | |
Kleurcorrectie | Correctie starten | - | Kalibreer de kleuren om de kleuren te controleren en te corrigeren en voer vervolgens een registratie uit om de afdrukpositie van elke kleur uit te lijnen. |
Reset | - | Hiermee reset u de kalibratieparameters naar de standaardinstellingen. | |
Autom. correctie | - | Stel het apparaat zo in dat ze de kalibratie en de registratie van de kleuren automatisch uitvoert. | |
Kleurinstel. | Instelmodus | Selecteer of de afdrukinstellingen voor kleur van het apparaat of de printerdriver moeten worden toegepast. | |
Kleurmodus | Hiermee selecteert u de modus voor kleuren. | ||
Grijze kleur verbeteren | Schakel in of uit om de beeldkwaliteit van schaduwgebieden te verbeteren. | ||
Afdrukken in zwart verbeteren | Schakel in of uit als een zwarte afbeelding niet correct is afgedrukt. | ||
Helderheid | Hiermee kunt u de helderheid instellen. | ||
Contrast | Hiermee kunt u het contrast instellen. | ||
Rood | Hiermee past u de rode kleur aan. | ||
Groen | Hiermee past u de groene kleur aan. | ||
Blauw | Hiermee past u de blauwe kleur aan. | ||
Opslaglocatie taak | - | - | Hiermee selecteert u de locatie waar u afdruktaken wilt opslaan. |
Printer resetten | - | - | Hiermee worden de afdrukinstellingen naar de fabrieksinstellingen teruggezet. |
[Netwerk]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Niveau 6 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|---|
LAN met kabel | TCP/IP | Opstartmethode | Pogingen IP-boot | Selecteert de opstartmethode die het best aan uw eisen voldoet. |
IP-adres | - | Voer het IP-adres in. | ||
Subnetmasker | - | Voer het subnetmasker in. | ||
Gateway | - | Voer het adres van de gateway in. | ||
Knooppuntnaam | - | Voer de knooppuntnaam in. (maximaal 32 tekens) | ||
WINS-configuratie | - | Selecteert de WINS-configuratiemodus. | ||
WINS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire WINS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire WINS-server. | |||
DNS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire DNS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire DNS-server. | |||
APIPA | - | Hiermee stelt u het apparaat in om automatisch het IP-adres van het link-local-adresbereik toe te wijzen. | ||
IPv6 | - | Hiermee schakelt u het IPv6-protocol in of uit. | ||
Ethernet | - | - | Hiermee selecteert u de Ethernet-verbindingsmodus. | |
Status bedraad | - | - | Hiermee geeft u de status van het bedrade netwerk weer. | |
MAC-adres | - | - | Hiermee kunt u het MAC-adres van het apparaat weergeven. | |
Standaard | - | - | Hiermee worden de instellingen van het bedrade netwerk naar de fabrieksinstellingen teruggezet. | |
Bekabeld insch. | - | - | Hiermee schakelt u het bedrade LAN handmatig in of uit. | |
WLAN(Wi-Fi) *1 | Wi-Fi-netwerk vinden | - | - | Configureer uw draadloze netwerkinstellingen handmatig. |
TCP/IP | Opstartmethode | Pogingen IP-boot | Selecteert de opstartmethode die het best aan uw eisen voldoet. | |
IP-adres | - | Voer het IP-adres in. | ||
Subnetmasker | - | Voer het subnetmasker in. | ||
Gateway | - | Voer het adres van de gateway in. | ||
Knooppuntnaam | - | Voer de knooppuntnaam in. (maximaal 32 tekens) | ||
WINS-configuratie | - | Selecteert de WINS-configuratiemodus. | ||
WINS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire WINS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire WINS-server. | |||
DNS-server | Primair | Specificeer het IP-adres van de primaire DNS-server. | ||
Secundair | Specificeer het IP-adres van de secundaire DNS-server. | |||
APIPA | - | Hiermee stelt u het apparaat in om automatisch het IP-adres van het link-local-adresbereik toe te wijzen. | ||
IPv6 | - | Hiermee schakelt u het IPv6-protocol in of uit. | ||
WPS/drukknop | - | - | U kunt uw draadloze netwerkinstellingen eenvoudig configureren met één druk op de knop. | |
WPS/pincode | - | - | U kunt uw draadloze netwerkinstellingen eenvoudig configureren met WPS en een pincode. | |
Status WLAN | Status | - | Hiermee geeft u de status van het huidige draadloze netwerk weer. | |
Signaal | - | Hiermee kunt u de signaalsterkte van het huidige netwerk weergeven. | ||
SSID | - | Hiermee geeft u de huidige SSID weer. | ||
Comm. Modus | - | Hiermee geeft u de huidige communicatiemodus weer. | ||
MAC-adres | - | - | Hiermee kunt u het MAC-adres van het apparaat weergeven. | |
Standaard | - | - | Hiermee worden de instellingen van het draadloze netwerk naar de fabrieksinstellingen teruggezet. | |
WLAN insch. | - | - | Schakelt de draadloze interface in of uit. | |
Wi-Fi Direct *1 | Handmatig | - | - | Hiermee configureert u handmatig uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen. |
Groepseigenaar | - | - | Stel uw apparaat als de Groepseigenaar in. | |
Drukknop | - | - | Hiermee configureert u uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen met de drukknopmethode. | |
Pincode | - | - | Hiermee kunt u uw Wi-Fi Direct-netwerkinstellingen configureren met WPS en een pincode. | |
Apparaatgegevens | Apparaatnaam | - | Hiermee wordt de apparaatnaam van uw apparaat weergegeven. | |
SSID | - | Hiermee kunt u de SSID van de groepseigenaar weergeven. Wanneer het apparaat niet verbonden is, wordt Niet verbonden op het LCD-scherm weergegeven. | ||
IP-adres | - | Hiermee kunt u het huidige IP-adres van uw apparaat weergeven. | ||
Statusinformatie | Status | - | Hiermee geeft u de status van het huidige Wi-Fi Direct-netwerk weer. | |
Signaal | - | Hiermee kunt u de signaalsterkte van het huidige WiFi Direct-netwerk nagaan. Wanneer uw apparaat als Groepseigenaar handelt, geeft de LCD altijd een sterk signaal aan. | ||
Interf. insch. | - | - | Hiermee schakelt u de Wi-Fi Direct-verbinding in of uit. | |
NFC | - | - | - | Hiermee schakelt u NFC-functie in of uit. |
E-mail/IFAX | E-mailadres | - | - | Hiermee voert u het e-mailadres in. |
Server inst. | SMTP | Server | Voer de SMTP-servernaam en -adres in. | |
Poort | Voer het SMTP-poortnummer in. | |||
Aut. voor SMTP | Selecteer hier de beveiligingsmethode voor e-mailmeldingen. | |||
SSL/TLS | Hiermee kunt u een e-mail verzenden of ontvangen via een e-mailserver waarvoor beveiligde SSL-/TLS-communicatie vereist is. | |||
Cert. contr. | Controleer het SMTP-servercertificaat automatisch. | |||
POP3/IMAP4 | Protocol | Hiermee selecteert u het protocol voor het ontvangen van e-mailberichten van de server. | ||
Server | Voer de servernaam en -adres in. | |||
Poort | Voer hier het poortnummer in. | |||
Postvaknaam | Hiermee voert u de naam van het postvak in. (maximaal 255 tekens) | |||
Wachtwoord postvak | Voer het wachtwoord in om in te loggen op de server. (maximaal 128 tekens) | |||
Map selecteren | Hiermee selecteert u de opgegeven map in het postvak met het IMAP4-protocol. | |||
SSL/TLS | Hiermee kunt u een e-mail verzenden of ontvangen via een e-mailserver waarvoor beveiligde SSL-/TLS-communicatie vereist is. | |||
Cert. contr. | Controleer het SMTP-servercertificaat automatisch. | |||
APOP | Hiermee schakelt u APOP in of uit. | |||
E-mail RX instellen | Autom. polling | Autom. polling | Hiermee controleert u de server automatisch op nieuwe berichten. | |
Pollfrequentie | Hiermee stelt u het interval voor het controleren van nieuwe berichten op de server in. | |||
Koptekst | - | Hiermee selecteert u de inhoud van de kopregel die wordt afgedrukt. | ||
Fout mail verw./lezen | - | Foutmeldingen worden automatisch door de POP3-server verwijderd. Foutmeldingen worden nadat u ze gelezen hebt automatisch door de IMAP4-server verwijderd. | ||
Melding | - | Hiermee ontvangt u waarschuwingsberichten. | ||
E-mail TX instellen | Onderw. afz. | - | Hiermee kunt u het onderwerp bekijken. | |
Groottebeperk. | Groottebeperk. | Beperkt de grootte van e-maildocumenten. | ||
Max.grootte (MB) | ||||
Melding | - | Hiermee verzendt u waarschuwingsberichten. | ||
Relayeren instellen | Groepsverzenden | - | Hiermee relayeert u een document naar een ander faxapparaat. | |
Groepsdomein | Groepsverz. XX | Hiermee registreert u de domeinnaam. | ||
Groepsrapport | - | Hiermee drukt u een Groepsverzendingsrapport af. | ||
Kies rapport | Verzendrapp. | Hiermee selecteert u de begininstellingen voor het verzendrapport. | ||
IFAX | Verzendrapp. | |||
Handmatig ontvangen | - | - | Hiermee controleert u de POP3- of IMAP4-server handmatig op nieuwe berichten. | |
Web Connect-instellingen | Proxy-instell. | Proxy-verbinding | - | Hiermee wijzigt u de webinstellingen. |
Adres | - | |||
Poort | - | |||
Gebruikersnaam | - | |||
Wachtwoord | - | |||
Faxen naar server | Faxen naar server | - | - | Hiermee selecteert u het netwerkverbindingstype. |
Prefix | - | - | ||
Suffix | - | - | ||
IPsec | - | - | - | IPsec is een optionele beveiligingsfunctie van het IP-protocol dat verificatie- en versleutelingsservices voorziet. We raden u aan om contact op te nemen met uw netwerkbeheerder voordat u deze instelling wijzigt. |
Netw. resetten | - | - | - | Herstelt alle fabrieksinstellingen van het netwerk. |
[Print lijsten]
Niveau 3 | Niveau 4 | Omschrijvingen |
---|---|---|
Verzendrapport | Weergeven op LCD | Hiermee geeft u verzendrapporten weer over verzonden faxen. |
Afdrukrapport | Hiermee drukt u een verzendrapport van de laatste transmissie af. | |
Adresboek | - | Hiermee drukt u een lijst met namen en nummers af die in het adresboek zijn opgeslagen. |
Fax Journaal | - | Hiermee drukt u een lijst af met informatie over de laatste 200 ontvangen en verzonden faxen. (TX betekent verzonden. RX betekent ontvangen.) |
Gebruikersinst | - | Hiermee drukt u een lijst af met uw instellingen. |
Printerinstellingen | - | Hiermee drukt u een lijst af met uw printerinstellingen. |
Netwerkconfiguratie | - | Hiermee drukt u een lijst af met uw netwerkinstellingen. |
Bestandsl. afdr. | - | Hiermee drukt u een lijst af met de gegevens die zijn opgeslagen in het geheugen van het apparaat. |
Drumstippen afdrukken | - | Hiermee drukt u een controlevel voor drumdot afdrukken af. |
WLAN-rapport *1 | - | Hiermee drukt u de resultaten van de draadloze LAN-verbinding af. |
[Machine-info]
Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|
Serienummer | - | - | Hiermee controleert u het serienummer van uw apparaat. |
Firmware-versie | Hoofdversie | - | Hiermee controleert u de firmwareversie van uw apparaat. |
Sub3-versie | - | ||
Beveiligingsversie | - | ||
Firmware bijwerken | - | - | Hiermee werkt u het apparaat bij met de meest recente firmware. |
Firmware Auto Check | - | - | U kunt informatie over de firmware in het beginscherm bekijken. |
Paginateller | Totaal | Kleur | Hiermee controleert u het totale aantal pagina's dat het apparaat heeft afgedrukt. |
Zwart-wit | |||
Fax | - | ||
Kopie | Kleur | ||
Zwart-wit | |||
Afdrukken | Kleur | ||
Zwart-wit | |||
Overige | Kleur | ||
Zwart-wit | |||
Levensduur onderdelen *1 | Drumeenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de drumeenheid weer. |
Riem | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de riemeenheid weer. | |
Fusereenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de fuseereenheid weer. | |
Lasereenheid | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de laser-eenheid weer. | |
Pap.toev.kit MF | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit MP weer. | |
Pap.toev.kit 1 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 1 weer. | |
Pap.toev.kit 2 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 2 weer. | |
Pap.toev.kit 3 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 3 weer. | |
Pap.toev.kit 4 *2 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 4 weer. | |
Pap.toev.kit 5 *3 | - | Hiermee geeft u de resterende levensduur van de PF Kit 5 weer. |
[Stand.instel.]
Niveau 3 | Niveau 4 | Omschrijvingen |
---|---|---|
Datum en tijd | Datum | Hiermee kunt u de datum en de tijd instellen die op het scherm en in de kopteksten van de verzonden faxen worden weergegeven. |
Tijd | ||
Type klok | Hiermee selecteert u de tijdsindeling (12-uurs- of 24-uursnotatie). | |
Aut. zomertijd | Hiermee stelt u het apparaat in voor automatische aanpassing aan de zomer-/wintertijd. | |
Tijdzone | Hiermee stelt u uw tijdzone in. | |
Stations-ID | Fax | Hiermee kunt u opgeven welke naam en welk faxnummer moeten worden afgedrukt op elke pagina die u faxt. |
Telefoon | ||
Naam | ||
Toon/Puls (Alleen voor sommige landen beschikbaar) | - | Selecteer de kiesmodus. |
Kiestoon | - | Hiermee verkort u de tijd tot de kiestoon wordt waargenomen. |
Tel lijn inst | - | Hiermee selecteert u het type telefoonlijn. |
Compatibel | - | Hiermee past u de synchronisatie aan bij verzendproblemen. VoIP-providers bieden faxondersteuning middels verschillende standaards. Als u regelmatig transmissiefouten ondervindt, selecteert u Minimaal (voor VoIP). |
Reset | Apparaat resetten | Hiermee herstelt u de apparaat-instellingen die u hebt gewijzigd. |
Netw. resetten | Herstelt alle fabrieksinstellingen van het netwerk. | |
Adresboek en fax | Hiermee verwijdert u alle opgeslagen telefoonnummers en faxinstellingen. | |
Alle instellingen | Hiermee herstelt u alle apparaat-instellingen terug naar de fabrieksinstellingen en verwijdert u de persoonlijke gegevens in het geheugen. U kunt de gegevens niet zien op het apparaat. | |
Fabrieksinstellingen | Hiermee herstelt u alle apparaat-instellingen terug naar de fabrieksinstellingen en verwijdert u de persoonlijke gegevens in het geheugen van het apparaat. We raden u aan deze menuoptie te gebruiken als u alle gegeven van het apparaat wilt wissen. | |
Taalkeuze (Alleen voor sommige landen beschikbaar) | - | Hiermee wijzigt u de taal op uw LCD-scherm. |
[Beheerdersinstellingen]
[Beheerdersinstellingen]
Niveau 2 | Niveau 3 | Niveau 4 | Niveau 5 | Omschrijvingen |
---|---|---|---|---|
Instellingen voor startscherm | Pictogrammen | - | - | Verwijder pictogrammen, voeg pictogrammen toe en verplaats pictogrammen naar andere plaatsen op de beginschermen. |
Achtergrondkleur | - | - | Hiermee wijzigt u de achtergrondkleur op het touchscreen naar wit of zwart. | |
Tabs | Naamwijz | Tab 1 | Hiermee wijzigt u de naam van de tabbladen. | |
Tab 2 | ||||
Tab 3 | ||||
Tab 4 | ||||
Tab 5 | ||||
Tab 6 | ||||
Tab 7 | ||||
Tab 8 | ||||
Hoofdstartscherm | - | Stel het hoofdbeginscherm in. | ||
Informatie weergeven | IP-adres | - | Hiermee bepaalt u of het IP-adres van het apparaat moet worden weergegeven op het beginscherm. | |
Instellingen voor startscherm resetten | - | - | Herstelt de fabrieksinstellingen van het beginscherm. | |
Overige scherminstellingen | Scherm Kopiëren | - | - | Hiermee kunt u de standaardinstellingen van het kopieerscherm opgeven. |
Scherm Scannen | - | - | Hiermee kunt u de standaardinstellingen van het scanscherm opgeven. | |
Beperkingsbeheer | Gebruikersbeperkingsfunctie | - | - | Hiermee schakelt u de functie voor beperkingen, zoals bijvoorbeeld Beveiligd functieslot, in of uit. |
Instelblokk. | - | - | Hiermee voorkomt u dat onbevoegde gebruikers de instellingen van het apparaat wijzigen. | |
Details voor Instelslot | - | - | Selecteer welke specifieke apparaat-instellingen onbevoegde gebruikers slechts beperkt mogen wijzigen. | |
Wachtwoord | - | - | - | Registreer of wijzig het wachtwoord om in te loggen in het menu admin-instellingen. |