Home > Fax > Faxen ontvangen > Opties voor geheugenontvangst > Inkomende faxen doorsturen naar een netwerkbestemming
Inkomende faxen doorsturen naar een netwerkbestemming
- Wij raden u aan de meest recente versie van de volgende webbrowsers te gebruiken:
- Microsoft Edge, Firefox en Google Chrome™ voor Windows
- Safari, Firefox en Google Chrome™ voor Mac
- Google Chrome™ voor Android™
- Safari en Google Chrome™ voor iOS
- Zorg ervoor dat JavaScript en cookies altijd zijn ingeschakeld, ongeacht de browser die u gebruikt.
- Start uw webbrowser.
- Voer "https://IP-adres van apparaat" in de adresbalk van uw browser in (waarbij "IP-adres van apparaat" staat voor het IP-adres van het apparaat).
Bijvoorbeeld:
https://192.168.1.2
- Voer zo nodig het wachtwoord in in het veld Log in en klik vervolgens op Log in.Het standaardwachtwoord voor het beheer van de apparaatinstellingen vindt u op de achterzijde van het apparaat bij "Pwd".
- Ga naar het navigatiemenu en klik vervolgens op .Begin bij als het navigatiemenu niet wordt weergegeven aan de linkerkant van het scherm.
- Selecteer de optie FTP, SFTP, Netwerk of SharePoint en klik vervolgens op Indienen.
- Stel het profiel voor uw server in aan de hand van een van de volgende tabellen:
Als u een van de tekens ?, /, \, ", :, <, >, | of * gebruikt, kan dit een verzendfout veroorzaken.
FTP
Optie
Beschrijving
Profielnaam
Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Host-adres
Voer het hostadres (bijvoorbeeld: sftp.voorbeeld.com; tot 64 tekens) of het IP-adres (bijvoorbeeld: 192.23.56.189) in.
Poortnummer
Wijzig de instelling voor Poortnummer die wordt gebruikt voor toegang tot de FTP-server. De standaardinstelling is poort 21. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens) van een gebruiker die toestemming heeft om gegevens naar de FTP-server te schrijven.
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) voor de gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam hebt ingevoerd. Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
SSL/TLS
Stel de optie SSL/TLS in om veilig te sturen met SSL/TLS-communicatie. Wijzig indien nodig de instelling CA-certificaat.
Directory opslaan
Voer het pad in (max. 255 tekens) naar de map op de FTP-server waar u de inkomende faxen naartoe wilt sturen. Voer geen backslash in het begin van het pad in (correct voorbeeld: brother/abc).
Passieve modus
Zet de optie Passieve modus aan of uit, afhankelijk van de configuratie van de FTP-server en de firewall van het netwerk. De standaardinstelling is Aan. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
SFTP
Optie
Beschrijving
Profielnaam
Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Host-adres
Voer het hostadres (bijvoorbeeld: sftp.voorbeeld.com; tot 64 tekens) of het IP-adres (bijvoorbeeld: 192.23.56.189) in.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens) van een gebruiker die toestemming heeft om gegevens naar de SFTP-server te schrijven.
Verificatiemethode
Selecteer Wachtwoord of Openbare sleutel.
Wachtwoord
Wanneer u Wachtwoord selecteert bij de optie Verificatiemethode, voert u het wachtwoord (tot 32 tekens) in dat betrekking heeft op de gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam invoerde. Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
Client Key Pair
Als u Openbare sleutel selecteert bij de optie Verificatiemethode, moet u zelf de verificatiemethode selecteren.
Public server key
Selecteer het verificatietype.
Directory opslaan
Voer het pad in (max. 255 tekens) naar de map op de SFTP-server waar u de inkomende faxen naartoe wilt sturen. Voer geen backslash in het begin van het pad in (correct voorbeeld: brother/abc).
Poortnummer
Wijzig de instelling voor Poortnummer die wordt gebruikt om toegang tot de SFTP-server te krijgen. De standaardinstelling is poort 22. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
Netwerk
Optie Beschrijving Profielnaam Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Netwerkmapnaam Voer het pad in naar de map op de CIFS-server waar u de inkomende faxen naartoe wilt sturen.
Verificatiemethode Om de verificatiemethode in te stellen selecteert u Automatisch, Kerberos of NTLMv2.
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam (maximaal 96 tekens) in van degene die toestemming heeft om gegevens te schrijven naar de map die in het veld Netwerkmapnaam is opgegeven. Als de gebruikersnaam deel uitmaakt van een domein, voert u de gebruikersnaam in een van de volgende vormen in:
user@domain
domain\user
Wachtwoord Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) voor de gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam hebt ingevoerd. Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
Kerberos-serveradres Wanneer u Kerberos selecteert bij de optie Verificatiemethode, moet u het Kerberos-serveradres invoeren (bijvoorbeeld kerberos.voorbeeld.com; maximaal 64 tekens).
U moet de SNTP (netwerktijdserver) configureren of u moet zelf de datum, tijd en tijdzone goed instellen op het bedieningspaneel. De tijd moet overeenstemmen met de tijd die door de Kerberos-server en CIFS-server wordt gebruikt.SharePoint
Optie
Beschrijving
Profielnaam
Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Internetadres SharePoint
Kopieer het volledige adres van de bestemming dat wordt weergegeven in de adresbalk van uw browser (bijvoorbeeld: http://SharePointSiteAddress/Shared%20Documents/Forms/AllItems.aspx) of het IP-adres (bijvoorbeeld: http://192.168.0.1/Shared%20Documents/Forms/AllItems.aspx).
SSL/TLS
Als het adres in het veld Internetadres SharePoint begint met 'https://', kunt u het servercertificaat verifiëren door het selectievakje Servercertificaat verifiëren in te schakelen.
Verificatiemethode
Om de verificatiemethode in te stellen selecteert u Automatisch, NTLMv2, Kerberos of Std. Als u Automatisch kiest, wordt de verificatiemethode automatisch gedetecteerd.
Gebruikersnaam
Voer de gebruikersnaam in (maximaal 96 tekens) van een gebruiker die toestemming heeft om gegevens te schrijven naar de map die in het veld Internetadres SharePoint is opgegeven. Voer de gebruikersnaam op een van de volgende manieren in als hij onderdeel van een domein is:
- user@domain
- domain\user
Wachtwoord
Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) voor de gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam hebt ingevoerd. Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
Kerberos-serveradres Wanneer u Kerberos selecteert bij de optie Verificatiemethode, moet u het Kerberos-serveradres invoeren (bijvoorbeeld kerberos.voorbeeld.com; maximaal 64 tekens).
- Klik op Indienen.
- Als u de functie Fax doorzenden wilt instellen, gaat u naar het navigatiemenu en klikt u vervolgens op .
- Selecteer Doorzenden naar netwerk in de vervolgkeuzelijst Doorzenden/Opslaan/Cloud/Netwerk.
- Selecteer het bestandstype dat u wilt gebruiken.
- Als u een reservekopie van inkomende faxen wilt afdrukken, selecteert u Aan bij Reserveafdruk.
- Selecteer het profiel dat u wilt gebruiken in de vervolgkeuzelijst Netwerkprofiel.
- Typ zo nodig een toegangscode van drie cijfers in het veld Code voor toegang op afstand.
- U kunt voor toegang op afstand de cijfers 0 t/m 9, * en # gebruiken.
- Deze code voor toegang op afstand moet anders zijn dan de externe codes voor de faxfuncties.
- Klik op Indienen.