Met het IPP-protocol afdrukken onder Windows® 2000/XP, Windows Vista® en Windows Server® 2003/2008

Volg deze instructies als u de IPP-afdrukfuncties van Windows® 2000/XP, Windows Vista® of Windows Server® 2003/2008 wilt gebruiken.

Voor Windows Vista® en Windows Server® 2008

1
(Windows Vista®)
Klik op de knop Figuur, Configuratiescherm, Hardware en geluiden en dan op Printers.
(Windows Server® 2008)
Klik op de knop start, Configuratiescherm, Hardware en geluiden en dan op Printers.
2
Klik op Een printer toevoegen.
3
Kies Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer toevoegen.
4
Klik op De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst.
5
Kies Een gedeelde printer op naam selecteren en voer dan in het URL-veld de volgende gegevens in:
http://IP-adres van de printer:631/ipp (waarbij “IP-adres van de printer” het IP-adres of de knooppuntnaam van de printer is).
Opmerking Opmerking
Als u het HOSTS-bestand op uw computer hebt bijgewerkt of een domeinnaamsysteem (DNS) gebruikt, mag u hier ook de DNS-naam van de afdrukserver invoeren. Aangezien de afdrukserver zowel TCP/IP- als NetBIOS-namen ondersteunt, mag u ook de NetBIOS-naam van de afdrukserver invoeren. De NetBIOS-naam kunt u vinden door de netwerkconfiguratielijst af te drukken. (Raadpleeg De netwerkconfiguratielijst afdrukken voor informatie over het afdrukken van de netwerkconfiguratielijst.) De toegewezen NetBIOS-naam bestaat uit de eerste 15 tekens van de knooppuntnaam en standaard wordt deze weergegeven als “BRNxxxxxxxxxxxx” voor een bedraad netwerk of “BRWxxxxxxxxxxxx” voor een draadloos netwerk. (“xxxxxxxxxxxx” is het MAC-adres/ethernetadres van uw machine.)
6
Zodra u op Volgende klikt, maakt Windows Vista® of Windows Server® 2008 de verbinding met de opgegeven URL.
Als de printerdriver reeds geïnstalleerd is:
Het printerselectiescherm wordt weergegeven in Printer toevoegen. Klik op OK.
Als de geschikte printerdriver al is geïnstalleerd op uw computer, gebruiken Windows Vista® en Windows Server® 2008 automatisch deze driver. In dat geval vraagt het programma u of u de huidige driver wilt instellen als standaardprinter, waarna de installatie van de driver voltooid wordt. U kunt nu gaan afdrukken.
Ga naar stap 11.
Als de printerdriver NIET geïnstalleerd is:
Een van de voordelen van het afdrukken via het IPP-protocol is dat dit de modelnaam van de printer identificeert wanneer u ermee communiceert. Als de communicatie goed is verlopen, wordt automatisch de modelnaam van de printer weergegeven. Dit betekent dat u Windows Vista® en Windows Server® 2008 niet hoeft te laten weten welk type printerdriver er gebruikt moet worden.
Ga naar stap 7.
7
Als uw printer niet in de lijst met ondersteunde printers wordt weergegeven, klikt u op Diskette. U wordt gevraagd het schijfje te plaatsen.
8
Klik op Bladeren en selecteer de gewenste printerdriver van Brother op de cd-rom of op de gedeelde netwerkschijf. Klik op Openen.
9
Klik op OK.
10
Geef de modelnaam van de printer op. Klik op OK.
Opmerking Opmerking
Als het scherm Gebruikersaccountbeheer wordt geopend, klikt u op Doorgaan.
Als de printerdriver die u wilt installeren niet over een digitaal certificaat beschikt, verschijnt er een waarschuwing. Klik op Dit stuurprogramma toch installeren om verder te gaan met installeren. Het Printer toevoegen wordt voltooid.
11
Het scherm Geef een naam voor de printer op wordt in Printer toevoegen geopend. Selecteer het selectievakje Als standaardprinter instellen als u deze printer als standaardprinter wilt gebruiken en klik dan op Volgende.
12
Om de printeraansluiting te testen, klikt u op Testpagina afdrukken en dan op Voltooien. De printer is nu klaar om af te drukken.