Menu NETWORK (voor HL-5380DN)

U moet eerst de correcte TCP/IP-instellingen configureren, pas dan kunt u het product van Brother in een netwerkomgeving gebruiken.
Dit gedeelte legt uit hoe u de netwerkinstellingen kunt configureren via het bedieningspaneel aan de voorzijde van de machine.
U kunt de machine van Brother via het NETWERK-menu van het bedieningspaneel voor uw netwerk configureren. Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) om het hoofdmenu weer te geven. Druk nu op + of - om NETWERK te selecteren. Selecteer het menu met de instellingen die u wilt configureren. Voor meer infomatie over het menu raadpleegt u Functietabel en standaardinstellingen (voor HL-5380DN).
De machine werd geleverd met BRAdmin Light en Beheer via een webbrowser. Met deze software kunt u vele aspecten van het netwerk configureren. Raadpleeg De instellingen van de afdrukserver wijzigen voor een bedrade verbinding.

TCP/IP

Dit menu heeft zeven gedeelten: OPSTARTMETHODE, IP-ADRES=, SUBNETMASKER=, GATEWAY=, IP BOOT POGINGEN, APIPA en IPV6.
BOOT METHOD
De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine een IP-adres krijgt. De standaardinstelling is AUTO.
Opmerking Opmerking
Als u de afdrukserver niet via DHCP, BOOTP of RARP wilt configureren, dient u de OPSTARTMETHODE in te stellen op STATISCH, zodat de afdrukserver een statisch IP-adres heeft. Zo wordt voorkomen dat de afdrukserver probeert om een IP-adres van een van deze systemen te krijgen. U kunt de Bootmethode wijzigen met het bedienpaneel van de machine of met BRAdmin Light of Beheer via een webbrowser.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om OPSTARTMETHODE te selecteren.
Druk op Set.
5
Druk op + of - om AUTO1, STATISCH2, RARP3, BOOTP4 of DHCP5 te selecteren.
Druk op Set.
1
AUTO-modus
In deze modus zoekt de machine op het netwerk naar een DHCP-server. Als er een DHCP-server wordt gevonden en de configuratie van deze server toewijzing van een IP-adres voor de machine toelaat, dan wordt het door de DHCP-server toegewezen IP-adres gebruikt. Als er geen DHCP-server beschikbaar is, zoekt de machine een BOOTP-server. Als er een BOOTP-server beschikbaar is en deze server correct is geconfigureerd, vraagt de machine het IP-adres bij de BOOTP-server op. Als er geen BOOTP-server beschikbaar is, zal de machine naar een RARP-server zoeken. Als er ook geen RARP-server antwoordt, wordt het IP-adres via APIPA opgevraagd. Raadpleeg APIPA gebruiken voor het configureren van het IP-adres. Als de machine voor het eerst wordt aangezet, kan het een paar minuten duren voor de machine het netwerk heeft afgezocht.
2
STATIC-modus
In deze modus moet u het IP-adres voor de machine handmatig toewijzen. Nadat het IP-adres is opgegeven, wordt het op het toegewezen adres vastgezet.
3
RARP modus
Het IP-adres van de afdrukserver van Brother kan worden geconfigureerd met de service Reverse ARP (RARP) op uw hostcomputer. Raadpleeg RARP gebruiken voor het configureren van het IP-adres voor meer informatie over RARP.
4
BOOTP modus
BOOTP is een alternatief op RARP. Het voordeel van BOOTP is, dat ook het subnetmasker en de gateway geconfigureerd kunnen worden. Raadpleeg BOOTP gebruiken voor het configureren van het IP-adres voor meer informatie over BOOTP.
5
DHCP modus
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) is een van de geautomatiseerde mechanismen die worden gebruikt voor het toewijzen van een IP-adres. Als u een DHCP-server in uw netwerk heeft (doorgaans een netwerk op basis van UNIX, Windows® 2000/XP, Windows Vista®), zal de afdrukserver het IP-adres automatisch via de DHCP-server ontvangen en de naam registreren bij een met RFC 1001 en 1002 compatibele dynamische naamservice.
Opmerking Opmerking
• 
Als u uw printserver niet wilt configureren via DHCP, BOOTP of RARP dan dient u de BOOT Methode op statisch in te stellen zodat de printserver een statisch IP-adres heeft. Dit zal verhinderen dat de printserver een IP-adres probeert te verkrijgen van elk van deze systemen. Gebruik het bedieningspaneel NETWERK-menu, BRAdmin toepassingen of Web Based Management (webbrowser) om de BOOT methode te wijzigen.
• 
Op kleinere netwerken kan de DHCP-server de router zijn.
IP-ADRES
Dit veld toont het huidige IP-adres van de machine. Als u een OPSTARTMETHODE van STATISCH heeft gekozen, voert u nu het IP-adres in dat u aan de machine wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u mag gebruiken). Als u een andere opstartmethode dan STATISCH heeft gekozen, zal de machine proberen om het IP-adres te bepalen via het DHCP- of BOOTP-protocol. Het standaard IP-adres van de machine is wellicht niet compatibel met de IP-adresnummering van uw netwerk. Wij raden u aan om de netwerkbeheerder om een IP-adres te vragen voor het netwerk waarop de machine wordt aangesloten.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om IP-ADRES= te selecteren.
Druk op Set. Het eerste deel van het nummer zal knipperen.
5
Druk op + of - om het nummer te verhogen of verlagen.
Druk op Set om naar het volgende nummer te gaan.
6
Herhaal deze handeling tot u het IP-adres heeft ingesteld.
7
Druk op Set om het IP-adres te voltooien.
Er verschijnt een asterisk aan het einde van het LCD.
SUBNETMASKER
In dit veld verschijnt het huidige subnetmasker van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het subnetmasker op te vragen, kunt u het gewenste subnetmasker zelf opgeven. Vraag uw netwerkbeheerder welk subnetmasker u mag gebruiken.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om SUBNETMASKER= te selecteren.
Druk op Set. Het eerste deel van het nummer zal knipperen.
5
Druk op + of - om het nummer te verhogen of verlagen.
Druk op Set om naar het volgende nummer te gaan.
6
Herhaal deze handeling tot u het subnetmasker-adres heeft ingesteld.
7
Druk op Set om het subnetmasker-adres te voltooien.
Er verschijnt een asterisk aan het einde van het LCD.
GATEWAY
In dit veld verschijnt het adres van de huidige gateway of router van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het gateway- of routeradres op te vragen, kunt u het gewenste adres zelf opgeven. Als u geen gateway of router heeft, mag u in dit veld niets invullen. Vraag uw netwerkbeheerder als u niet zeker bent.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om GATEWAY= te selecteren.
Druk op Set. Het eerste deel van het nummer zal knipperen.
5
Druk op + of - om het nummer te verhogen of verlagen.
Druk op Set om naar het volgende nummer te gaan.
6
Herhaal deze handeling tot u het Gateway-adres heeft ingesteld.
7
Druk op Set om het Gateway-adres te voltooien.
Er verschijnt een asterisk aan het einde van het LCD.
IP BOOT POGINGEN
Dit veld geeft aan hoe vaak de printer probeert het netwerk te scannen om een IP-adres via de ingestelde OPSTARTMETHODE te krijgen (raadpleeg BOOT METHOD). De standaardinstelling is 3.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om IP BOOT POGINGEN te selecteren.
Druk op Set.
5
Druk op + of - om het aantal keren in te stellen dat u een IP-adres wilt verkrijgen.
Druk op Set.
APIPA
Wanneer AAN is ingeschakeld, zal de afdrukserver automatisch een Link-Local IP-adres toewijzen in het bereik van (169.254.1.0 - 169.254.254.255) wanneer de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u heeft ingesteld (zie BOOT METHOD). Wanneer UIT is ingeschakeld, wordt het IP-adres niet gewijzigd als de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u heeft ingesteld. De standaardinstelling voor APIPA is AAN.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om APIPA te selecteren.
Druk op Set.
5
Druk op + of - om AAN of UIT te selecteren.
Druk op Set.
IPV6
Deze machine is compatibel met IPv6, het internetprotocol van de nieuwe generatie. Als u het IPv6-protocol wilt gebruiken, selecteert u AAN. De standaardinstelling voor IPv6 is UIT. Kijk voor meer informatie over het IPv6-protocol op http://solutions.brother.com/.
1
Druk op één van de menuknoppen (+, -, Set of Back) op het bedieningspaneel van de machine.
2
Druk op + of - om NETWERK te selecteren.
Druk op Set.
3
Druk op + of - om TCP/IP te selecteren.
Druk op Set.
4
Druk op + of - om IPV6 te selecteren.
Druk op Set.
5
Druk op + of - om AAN of UIT te selecteren.
Druk op Set.
Opmerking Opmerking
Wanneer u IPv6 op AAN zet, schakel dan de stroomschakelaar uit en weer in om deze protocol mogelijk te maken.