De afdrukdichtheid van elke kleur hangt af van de omgeving waarin de machine staat, zoals de temperatuur en de vochtigheid. Met kalibreren kunt u de kleurdichtheid verbeteren.
1 | Druk op Menu, 3, 5. |
2 | Druk op  of  om Calibreren te selecteren. |
3 | Druk op OK. |
4 | Druk op 1 om Ja te selecteren. |
5 | Druk op Stop/Eindigen. |
U kunt de parameters voor kalibreren terugzetten op de fabrieksinstelling.
1 | Druk op Menu, 3, 5. |
2 | Druk op  of  voor Reset. |
3 | Druk op OK. |
4 | Druk op 1 om Ja te selecteren. |
5 | Druk op Stop/Eindigen.  Opmerking • | Als een foutmelding wordt weergegeven, drukt u op Stop/Eindigen en probeert u het opnieuw. Zie Fout- en onderhoudsmeldingen voor meer informatie. | • | Als u met de Windows®-printerdriver afdrukt, moet u kalibreren via de Windows®-printerdriver. Zie Het tabblad Geavanceerd in de softwarehandleiding op de cd-rom. | • | Als u met de Macintosh-printerdriver afdrukt, moet u kalibreren via de Status Monitor. Zie Status Monitor in de softwarehandleiding op de cd-rom. Als de Status Monitor is geopend, kiest u Besturing / Kleurcalibratie via de menubalk. |
|