![]() ![]() | ![]() ![]() |
1 | (Bij gebruik van een USB-kabel) Als u een USB-kabel gebruikt, koppelt u deze van de machine los. (Bij gebruik van een netwerk) Ga naar stap 2. |
2 | Start de Macintosh opnieuw op. |
3 | Meld u aan als 'Administrator' (beheerder). |
4 | Open Printerconfiguratie (in het menu Ga kiest u Programma's, Utilities) en selecteer de printer die u wilt verwijderen en verwijder deze door op de knop Verwijderen te drukken. |
5 | Start de Macintosh opnieuw op. |
1 | (Bij gebruik van een USB-kabel) Als u een USB-kabel gebruikt, koppelt u deze van de machine los. (Bij gebruik van een netwerk) Ga naar stap 2. |
2 | Start de Macintosh opnieuw op. |
3 | Meld u aan als 'Administrator' (beheerder). |
4 | Kies Systeemvoorkeuren in het menu Apple. |
5 | Klik op het pictogram Afdrukken en faxen. |
6 | Kies de printer die u wilt verwijderen en klik op de toets - die u kunt vinden onder het gedeelte Printers. Wanneer het dialoogvenster ter bevestiging verschijnt, klikt u op OK. |
7 | Kies Stop systeemvoorkeuren in het menu Systeemvoorkeuren. |
8 | Start de Macintosh opnieuw op. |
![]() ![]() | ![]() ![]() |