Home > Scannen > Scannen met de scanknop op uw apparaat > Scan naar FTP > Een profiel instellen voor Scannen naar FTP
Een profiel instellen voor Scannen naar FTP
- Start Beheer via een webbrowser.
Beheer via een webbrowser openen
- Klik op in de linkernavigatiebalk.Als de linkernavigatiebalk niet zichtbaar is, begint u te navigeren bij
.
- Selecteer de optie FTP en klik vervolgens op Indienen.
- Klik op het menu Scannen naar FTP/SFTP/netwerk/SharePoint-profiel.
- Selecteer het profiel dat u wilt instellen of wijzigen.
Als u een van de tekens ?, /, \, ", :, <, >, | of * gebruikt, kan dit een verzendfout veroorzaken.
Optie Beschrijving Profielnaam Voer een naam voor dit serverprofiel in (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
Hostadres Voer het hostadres (bijvoorbeeld: sftp.voorbeeld.com; tot 64 tekens) of het IP-adres (bijvoorbeeld: 192.23.56.189) in.
Poortnummer Wijzig de instelling voor Poortnummer die wordt gebruikt voor toegang tot de FTP-server. De standaardinstelling is poort 21. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens) van een gebruiker die toestemming heeft om gegevens naar de FTP-server te schrijven.
Wachtwoord Voer het wachtwoord in (maximaal 32 tekens) voor de gebruikersnaam die u in het veld Gebruikersnaam hebt ingevoerd. Voer het wachtwoord opnieuw in het veld Wachtwoord opnieuw invoeren in.
SSL/TLS Stel de optie SSL/TLS in om veilig te scannen met SSL/TLS-communicatie. Wijzig indien nodig de instelling CA-certificaat.
Directory opslaan Voer het pad in naar de map op de FTP-server waar u de gescande gegevens naartoe wilt sturen. Gebruik geen schuine streep (slash) als eerste teken van de bestandsnaam. Bestandsnaam Selecteer een bestandsnaam in de gegeven voorinstellingen of in de door de gebruiker gedefinieerde namen. U kunt de door de gebruiker gedefinieerde namen en stijl van de bestandsnamen instellen in het menu Bestandsnaam voor scans in de navigatiebalk.
Kwaliteit Selecteer een instelling voor de kwaliteit. Als u de optie Selectie gebruiker kiest, vraagt het apparaat de gebruikers een instelling op te geven telkens als deze het scanprofiel gebruiken.
Bestandstype Selecteer het type bestand dat u wilt gebruiken voor het gescande document. Als u de optie Selectie gebruiker kiest, vraagt het apparaat de gebruikers een instelling op te geven telkens als deze het scanprofiel gebruiken.
Documentgrootte Selecteer het formaat van het document in de lijst. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat het gescande bestand de juiste grootte heeft.
Automatisch rechtleggen (ADF automatisch rechtleggen) Selecteer Aan om het apparaat zo in te stellen dat scheefgetrokken pagina's automatisch worden gecorrigeerd wanneer de pagina's worden gescand.
Lege pagina overslaan Selecteer de optie Aan om blanco pagina's van het document uit de scanresultaten te verwijderen.
Gevoeligheid geen lege pag. Selecteer het gevoeligheidsniveau voor het detecteren van blanco pagina's in de gescande gegevens. Hoe hoger het gevoeligheidsniveau, hoe gemakkelijker het voor het apparaat is om blanco pagina's te detecteren.
Achtergrondkleur verwijderen Wijzig de hoeveelheid achtergrondkleur die wordt verwijderd.
Marge-instellingen Hiermee past u de documentmarges aan.
Helderheid Selecteer het helderheidsniveau.
Contrast Selecteer het contrastniveau.
Passieve modus Zet de optie Passieve modus aan of uit, afhankelijk van de configuratie van de FTP-server en de firewall van het netwerk. De standaardinstelling is Aan. In de meeste gevallen hoeft deze instelling niet te worden aangepast.
- Klik op Indienen.