U moet eerst de correcte TCP/IP-instellingen configureren, pas dan kunt u het product van Brother in een netwerkomgeving gebruiken.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de netwerkinstellingen kunt configureren via het bedieningspaneel aan de voorzijde van de machine.
U kunt de machine van Brother via het LAN-menu van het bedieningspaneel voor uw netwerk configureren. Druk op
Menu en dan op

of

om
LAN te selecteren. Selecteer het menu met de instellingen die u wilt configureren. Raadpleeg
Functietabel en standaardinstellingen.
LAN met kabel TCP/IP / WLAN TCP/IP
Als u de machine met de Ethernetkabel op het netwerk aansluit, moet u de menuoptie LAN met kabel selecteren. Als u de machine op een draadloos Ethernetnetwerk aansluit, moet u de menuoptie WLAN selecteren.
Dit menu heeft negen opties: BOOT Method, IP Address, Subnet Mask, Gateway, Knooppunt naam, WINS Config, WINS Server, DNS Server en APIPA.
BOOT Method
De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine een IP-adres krijgt. De standaardinstelling is Autom..

Opmerking
| Als u de afdrukserver niet via DHCP, BOOTP of RARP wilt configureren, dient u de BOOT Method in te stellen op Statisch, zodat de afdrukserver een statisch IP-adres heeft. Zo wordt voorkomen dat de afdrukserver probeert om een IP-adres van een van deze systemen te krijgen. U kunt de BOOT Method wijzigen via het bedieningspaneel van de machine of via BRAdmin Light of Remote Setup. |
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om BOOT Method te selecteren. Druk op OK. |
6 | Druk op  of  om Autom., Statisch, RARP, BOOTP of DHCP te selecteren. Druk op OK. |
7 | Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
IP Address
In dit veld verschijnt het huidige IP-adres van de machine. Als u de statische opstartmethode hebt gekozen, voert u nu het IP-adres in dat u aan de machine wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u mag gebruiken). Als u een andere opstartmethode hebt gekozen, zal de machine proberen om het IP-adres te bepalen via de DHCP- of BOOTP-protocollen. Het standaard IP-adres van de machine is wellicht niet compatibel met de IP-adresnummering van uw netwerk. Wij raden u aan om de netwerkbeheerder om een IP-adres te vragen voor het netwerk waarop de machine wordt aangesloten.
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om IP Address te selecteren. Druk op OK. |
|
6 |
Voer het IP-adres in. Druk op OK.  Opmerking | Voor de DCP: druk herhaaldelijk op  of om de eerste set van drie cijfers van het IP-adres in te voeren. Druk op  om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u de vier sets van drie cijfers hebt ingevoerd, waarmee het IP-adres compleet is. Druk op OK. |
|
7 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
Subnet Mask
In dit veld verschijnt het huidige subnetmasker van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het subnetmasker op te vragen, kunt u het gewenste subnetmasker zelf opgeven. Vraag uw netwerkbeheerder welk subnetmasker u mag gebruiken.
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om Subnet Mask te selecteren. Druk op OK. |
|
6 |
Voer het adres van het subnetmasker in. Druk op OK.  Opmerking | Voor de DCP: druk herhaaldelijk op of  om de eerste set van drie cijfers van het subnetmasker in te voeren. Druk op  om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u de vier sets van drie cijfers hebt ingevoerd, waarmee het subnetmasker compleet is. Druk op OK. |
|
7 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
Gateway
In dit veld verschijnt het adres van de huidige gateway of router van de machine. Als u DHCP of BOOTP niet gebruikt om het gateway- of routeradres op te vragen, kunt u het gewenste adres zelf opgeven. Als u geen gateway of router hebt, mag u in dit veld niets invullen. Vraag uw netwerkbeheerder als u niet zeker bent.
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om Gateway te selecteren. Druk op OK. |
|
6 |
Voer het adres van de gateway in. Druk op OK.  Opmerking | Voor de DCP: druk herhaaldelijk op  of om de eerste set van drie cijfers van het gateway-adres in te voeren. Druk op  om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u de vier sets van drie cijfers hebt ingevoerd, waarmee het gateway-adres compleet is. Druk op OK. |
|
7 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
Knooppunt naam
U kunt de naam van de machine op het netwerk registreren. Deze naam wordt vaak de NetBIOS-naam genoemd, het is de naam die is geregistreerd bij de WINS-server op uw netwerk. Brother raadt aan om de naam BRNxxxxxxxxxxxx te gebruiken voor een bedraad netwerk, of BRWxxxxxxxxxxxx voor een draadloos netwerk (waar xxxxxxxxxxxx het Ethernetadres van de machine is) (maximaal 15 tekens).
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om Knooppunt naam te selecteren. Druk op OK. |
|
6 |
Voer de naam van het knooppunt in. Druk op OK.  Opmerking | Bij DCP-modellen kan de knooppuntnaam niet via het bedieningspaneelmenu worden gewijzigd. |
|
7 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
WINS Config
De selectie in dit veld bepaalt hoe de machine het IP-adres van de WINS-server krijgt.
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om WINS Config te selecteren. Druk op OK. |
6 | Druk op  of  om Autom. of Statisch te selecteren. Druk op OK. |
7 | Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
WINS Server
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om WINS Server te selecteren. Druk op OK. |
6 | Druk op  of  om Primary of Secondary te selecteren. Druk op OK. |
|
7 |
Voer het WINS-serveradres in. Druk op OK.  Opmerking | Voor de DCP: druk herhaaldelijk op  of om de eerste set van drie cijfers van het WINS-serveradres in te voeren. Druk op  om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u de vier sets van drie cijfers hebt ingevoerd, waarmee het WINS-serveradres compleet is. Druk op OK. |
|
8 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
DNS Server
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om DNS Server te selecteren. Druk op OK. |
6 | Druk op  of  om Primary of Secondary te selecteren. Druk op OK. |
|
7 |
Voer het adres van de DNS-server in. Druk op OK.  Opmerking | Voor de DCP: druk herhaaldelijk op  of om de eerste set van drie cijfers van het DNS-serveradres in te voeren. Druk op  om het tweede driecijferige nummer in te voeren. Herhaal deze stap totdat u de vier sets van drie cijfers hebt ingevoerd, waarmee het DNS-serveradres compleet is. Druk op OK. |
|
8 |
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |
APIPA
Wanneer deze optie is ingeschakeld, zal de afdrukserver automatisch een Link-Local IP-adres toewijzen in het bereik van (169.254.1.0 - 169.254.254.255) wanneer de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld (raadpleeg
BOOT Method). Als deze optie is uitgeschakeld, wordt het IP-adres niet gewijzigd als de afdrukserver geen IP-adres kan krijgen via de opstartmethode die u hebt ingesteld.
1 | Druk op Menu. |
2 | Druk op  of  om LAN te selecteren. Druk op OK. |
3 | (Voor bedraad) Druk op  of  om LAN met kabel te selecteren. (Voor draadloos) Druk op  of  om WLAN te selecteren. Druk op OK. |
4 | Druk op  of  om TCP/IP te selecteren. Druk op OK. |
5 | Druk op  of  om APIPA te selecteren. Druk op OK. |
6 | Druk op  of  om Aan of Uit te selecteren. Druk op OK. |
7 | Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit). |