De volgende verbindingsmethoden zijn beschikbaar:

1. Infrastructuur:
   Wanneer u dit type verbinding selecteert, communiceren de draadloze netwerkapparaten (printers en computers) in het netwerk met elkaar via een Wi-Fi-toegangspunt/-router. Als u een printer en een computer verbindt met een Wi-Fi-toegangspunt/-router, kunnen de printer en computer communiceren via dat toegangspunt of die router. U kunt meerdere printers en computers verbinden met één Wi-Fi-toegangspunt/-router. In deze modus is het mogelijk om de beveiligingsinstellingen van het Wi-Fi-toegangspunt of de Wi-Fi-router naar wens te configureren, wat een betere beveiliging kan bieden.
   Zie 'Hoe verbind ik de printer met mijn computer via Wi-Fi® door middel van een toegangspunt?' voor meer informatie over het gebruik van de infrastructuurmodus.
    
2. Wireless Direct:
   Wanneer u dit type verbinding selecteert, communiceren de draadloze netwerkapparaten rechtstreeks met elkaar (beveiligd), zonder een Wi-Fi-toegangspunt/-router nodig te hebben.
   Zie 'Hoe verbind ik mijn computer met de printer in de modus Wireless Direct?' voor meer informatie over het gebruik van Wireless Direct.
    
3. Infrastructuur + Wireless Direct:
   De infrastructuurmodus en Wireless Direct kunnen tegelijk worden gebruikt.
   De printer kan een SSID hebben voor beide methoden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om af te drukken vanaf een computer in de infrastructuurmodus en vanaf een mobiel apparaat in de Wireless Direct-modus.
   Zie 'Hoe verbind ik de printer met mijn computer zodat ik zowel de infrastructuurmodus als de Wireless Direct-modus kan gebruiken?' voor meer informatie over het gebruik van de infrastructuurmodus en Wireless Direct.