"Kan niet detect." wordt weergegeven op het display van het Brother-apparaat na installatie van een of meer inktcartridges (1), een cartridge te snel hebt geïnstalleerd (2) of als u een defecte, niet-originele, bijgevulde inktcartridge (3) heeft geïnstalleerd. Controleer of de inktcartridges goed geïnstalleerd zijn. U doet dit als volgt:

1. Open de cartridgeklep.
   
   
   

2. Duw de vier gekleurde hendels naar beneden en haal de inktcartridges uit het apparaat.
   
   
   
   
   
   
   
   

3. Controleer dat de machine AAN staat en installeer vervolgens de cartridges. Als de machine UIT staat kan deze de cartridges niet detecteren.
   
   
4. Elke kleur heeft zijn eigen plaats. De kleur van de hendel stemt overeen met de kleur van de inkt. Installeer de inktcartridges een voor een opnieuw. Installeer de inktcartridges langzaam in de richting van de pijl. De cartridge moet vastklikken. Installeer nu de volgende inktcartridge.
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   

5. Nadat u alle vier de cartridges hebt geïnstalleerd, sluit u het kapje van de cartridges.
   
   
   

    

6. Na het vervangen van een inktcartridge wordt u op het display gevraagd of de cartridge nieuw is. Bijvoorbeeld: Veranderd? Zwart. Voor elke nieuwe cartridge die u hebt geïnstalleerd drukt u op (Ja). Als de geïnstalleerde cartridge niet helemaal nieuw was, druk dan op (Nee).
   
   
   

   As u een inktcartridge op de verkeerde plaats installeert, raakt de inkt gemengd. Installeer de cartridge op de juiste positie en maak de printkop enkele keren schoon.
   
   

   Wanneer u de verpakking van een inktcartridge opent, moet u de cartridge installeren en binnen zes maanden na installatie opgebruiken. Gebruik ongeopende inktcartridges vóór de houdbaarheidsdatum die op de verpakking is aangegeven.