PT-P900W/P900Wc
Veelgestelde vragen en probleemoplossing |
Apparaatinstellingen gebruiken (voor Windows)
Volg de onderstaande stappen als u Apparaatinstellingen wilt gebruiken:
- Open Printer Setting Tool.
-
Selecteer Apparaatinstellingen.
Het venster Apparaatinstellingen wordt weergegeven.
-
Geef de gewenste instellingen op of wijzig de instellingen.
Zie hieronder voor meer informatie.
Het dialoogvenster voor instellingen
Menubalk
Tabblad Normaal
Tabblad Labelinstellingen
Tabblad Paneelinstelling (alleen PT-P950NW)
Tabblad Beheer (alleen PT-P950NW)
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers
Het dialoogvenster voor instellingen
-
Menubalk
Selecteer een opdracht in een van de menu’s. -
Printer
Hiermee bepaalt u de printer waarvan u de apparaatinstellingen wilt configureren.
Als er slechts één printer aangesloten is, hoeft u geen printer te selecteren omdat alleen die printer wordt weergegeven. -
Tabbladen voor instellingen
Instellingen die kunnen worden opgegeven of gewijzigd.Als wordt weergegeven op het tabblad, kunnen de instellingen op dat tabblad niet worden opgegeven of gewijzigd. Bovendien worden de instellingen op dat tabblad niet toegepast op de printer, ook al klikt u op [Toepassen]. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
-
Current Settings (Huidige instellingen)
Hiermee worden de huidige instellingen van de aangesloten printer opgehaald en weergegeven in het dialoogvenster. De instellingen worden ook opgehaald voor parameters op tabbladen met . -
Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren]. -
Parameters
Weergave van de huidige instellingen. -
Exit (Sluiten)
Het venster [Apparaatinstellingen] wordt gesloten. U keert terug naar het hoofdvenster van Printer Instelling Tool. -
Apply (Toepassen)
De instellingen naar de printer sturen.
Als u de opgegeven instellingen wilt opslaan in een opdrachtbestand, selecteer dan [Opslaan in opdrachtbestand] in de keuzelijst.
-
Instellingen op printer toepassen
De instellingen naar de printer sturen.
De werking is gelijk aan klikken op [Toepassen]. -
Instellingen opslaan in opdrachtbestand
De opgegeven instellingen opslaan in een opdrachtbestand. De werking is gelijk aan [Opslaan in opdrachtbestand] selecteren in de keuzelijst [Toepassen]. -
Importeren
Het geëxporteerde bestand importeren. -
Exporteren
De huidige instellingen opslaan in een bestand. -
Printerlogboek opslaan in bestand
Hiermee slaat u het printerlogboek op in een CSV-bestand. -
Print Unit Settings (Apparaatinstellingen afdrukken)
Hiermee drukt u een rapport af met de firmwareversie en informatie over de instellingen van het apparaat.
U kunt dit rapport ook afdrukken door de doorvoer-snijknop langer dan tien seconden ingedrukt te houden.
Gebruik tape van 24 mm (0,94 inch) of 36 mm (1,4 inch) om dit rapport af te drukken.
-
Factory Reset (Fabrieksinstellingen)
Hiermee worden de fabrieksinstellingen van alle printerinstellingen teruggehaald. -
Sjabloon en database verwijderen
Hiermee verwijdert u alle sjablonen en databases die in de printer zijn opgeslagen. -
Printerlogboek verwijderen
Hiermee verwijdert u het printerlogboek dat in de printer is opgeslagen. -
Optie-instellingen
Als u het selectievakje [Geen foutbericht weergeven als de huidige instellingen bij het opstarten niet kunnen worden opgehaald.] inschakelt, wordt een volgende keer geen foutmelding weergegeven. -
Over
Geeft de versie-informatie weer.
-
Auto Power On (Auto Voeding Aan)
Hiermee bepaalt u of de printer al dan niet automatisch wordt ingeschakeld wanneer de stekker in het stopcontact wordt gestoken.
Mogelijke instellingen: [Uitschakelen], [Inschakelen] -
Auto. Uitschakelen (AC/DC)
Hiermee bepaalt u de duur van inactiviteit voordat de printer automatisch wordt uitgeschakeld indien aangesloten op een stopcontact.
Beschikbare instellingen: [Geen], 10/20/30/40/50 minuten, 1/2/4/8/12 uur -
Auto. Uitschakelen (Li-ion)
Instelling voor de duur van inactiviteit voordat de printer automatisch wordt uitgeschakeld bij voeding met de oplaadbare Li-ion-batterij.
Beschikbare instellingen: [Geen], 10/20/30/40/50 minuten, 1 uur -
Command Mode (Opdrachtmodus)
Hiermee bepaalt u de opdrachtmodus van de printer.
Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P], [P-touch Template] -
Inhoud
Hiermee bepaalt u welke printergegevens worden afgedrukt.
Mogelijke instellingen: [Alles], [Verbruikslog], [Printerinstellingen], [Overdrachtsgegevens printer] -
Printerlogboek opslaan
Hiermee bepaalt u of het printerlogboek al dan niet moet worden opgeslagen. Als [Uitschakelen] is geselecteerd, kan [Onderhoud] - [Printerlogboek opslaan in bestand] niet worden geselecteerd.
Mogelijke instellingen: [Inschakelen], [Uitschakelen]
-
Aanpassing lengte
De lengte van een afgedrukt label aanpassen aan de op de computer weergegeven lengte.
Mogelijke instellingen: -4 tot +4 (in stappen van 1) -
Aanpassing marge volledig afsnijden
Hiermee past u de margelengte aan wanneer labels volledig worden afgesneden.
Mogelijke instellingen: -2 tot +2 (in stappen van 1) -
Aanpassing marge half afsnijden
Hiermee past u de margelengte aan wanneer labels half worden afgesneden.
Mogelijke instellingen: -2 tot +2 (in stappen van 1) -
Testafdruk
Hiermee drukt u een testlabel af om na te gaan of de aanpassingen het gewenste resultaat geven.
Tabblad Paneelinstelling (alleen PT-P950NW)
Geef de instellingen op wanneer het tikpaneel (optioneel) wordt gebruikt.
-
Afdr. bevest.
Hiermee bepaalt u of een bericht wordt weergegeven vóór het afdrukken, zodat het aantal exemplaren kan worden gecontroleerd.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Volledig afsnijden
Hiermee bepaalt u of de labels automatisch moeten worden afgesneden en hoeveel labels moeten worden afgedrukt voordat ze worden afgesneden.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] (U kunt een waarde tussen 1 en 99 opgeven. ) -
Half afsnijden
Hiermee bepaalt u of labels half moeten worden afgesneden.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Ketting
Hiermee bepaalt u of kettingafdruk moet worden gebruikt.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Achtergr.verl
Hiermee bepaalt u of de LCD-schermverlichting moet branden.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
LCD-contrast
Hiermee bepaalt u of de displayverlichting moet branden.
Mogelijke instellingen: -2 tot +2 -
Pieper
Hiermee bepaalt u of het apparaat piept wanneer u op een toets op het tikpaneel drukt.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Paneel inst.
Hiermee selecteert u welk tikpaneel u wilt gebruiken.
Mogelijke instellingen: [A], [B]
Tabblad Beheer (alleen PT-P950NW)
Geef de instellingen op wanneer het tikpaneel (optioneel) wordt gebruikt.
U moet toegang als beheerder van de computer of de printer hebben om deze tabbladen weer te geven.
U kunt de beheerdersrechten voor de printer nakijken op het tabblad [Eigenschappen van printer] - [Beveiliging].
Beheer (1)
Beheer (2)
-
Toetsenfunctie
Hiermee bepaalt u het type gegevens dat aan het paneel met voorgeprogrammeerde toetsen wordt toegewezen.
Selecteer [Sjabloon] als u sjablonen wilt toewijzen.
Selecteer [Database] als u databases wilt toewijzen die aan één sjabloon zijn gekoppeld.
Mogelijke instellingen: [Sjabloon], [Database] -
Serialis.modus
Hiermee bepaalt u of wilt serialiseren op basis van het laatst afgedrukte nummer.
Mogelijke instellingen: [Vanaf laatste], [Vanaf startnr.] -
Std. exemplaren
Hiermee bepaalt u het aantal afdrukken dat standaard wordt afgedrukt.
Mogelijke instellingen: 1-999 -
Aantal afdr.
Hiermee bepaalt u of het aantal exemplaren dat is ingesteld met het tikpaneel (TDU) ingesteld blijft nadat de exemplaren afgedrukt zijn.
Deze instelling van het tikpaneel blijft van kracht tot de printer wordt uitgeschakeld.
Mogelijke instellingen: [Van startn.], [Vanaf laatste] -
Zoeken in db
Hiermee bepaalt u, bij gebruik van een sjabloon met een gekoppelde database, of databaserecords worden gezocht op regelnummer of op gegevens.
Mogelijke instellingen: [Op regelnummer], [Op gegevens] -
Eenheid
Hiermee bepaalt u de maateenheden voor de weergegeven instellingen.
Mogelijke instellingen: [mm], [inch] -
Taal
Hiermee bepaalt u de taal voor het tikpaneel.
Mogelijke instellingen: [Dansk], [Deutsch], [English], [Español], [Français], [Italiano], [Nederlands], [Norsk], [Português], [Suomi], [Svenska], [ ], [ ]Welke weergavetalen u kunt selecteren is afhankelijk van het model printer dat u gebruikt. Als u een geselecteerde taal niet kunt gebruiken voor het tikpaneel, wordt de weergavetaal niet gewijzigd.
Controleer of het tikpaneel de geselecteerde taal kan weergeven. -
Tijd instellen
Hiermee stelt u de datum en tijd van het tikpaneel in.
U kunt alleen instellingen voor datum en tijd opgeven als het tikpaneel is aangesloten. -
Huidige datum/tijd
Klik op deze knop om de huidige datum en tijd op te vragen op de computer en hier weer te geven. -
Datumnotatie
Hiermee bepaalt u hoe de datum wordt weergegeven. -
Tijdnotatie
Hiermee bepaalt u hoe de tijd wordt weergegeven. -
Bewerken uit
Hiermee bepaalt u of labellay-outs kunnen worden bewerkt.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Inst. vergr.
Hiermee bepaalt u of instellingen die u hebt geselecteerd door op [ ] (instellingen) op het tikpaneel te drukken, kunnen worden gewijzigd.
Mogelijke instellingen: [Aan], [Uit] -
Beh.wachtwoord
Hiermee stelt u een wachtwoord in voor toegang tot de basisinstellingen die worden opgegeven door op het tikpaneel op [ ] (beheersleutel) te drukken. Geef een wachtwoord op van vier cijfers. Als u het selectievakje [Het wachtwoord op het scherm weergeven] inschakelt, worden wachtwoorden bij het opgeven weergegeven op het scherm van de computer.
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers
- Nadat u instellingen hebt toegepast op de eerste printer, maakt u de printer los van de computer en sluit u de tweede printer aan op de computer.
- Selecteer de nieuw aangesloten printer in de keuzelijst [Printer].
-
Klik op [Toepassen].
Op de tweede printer worden nu dezelfde instellingen toegepast als op de eerste printer. -
Herhaal stap 1 - 3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
Als u de instellingen als bestand wilt opslaan, klikt u op [Bestand] - [Exporteren].
U kunt dezelfde instellingen toepassen op een andere printer door op [Bestand] - [Importeren] te klikken en het geëxporteerde instellingenbestand te selecteren.