Zorg ervoor dat de interfacekabel goed is aangesloten. Maak de meegeleverde interfacekabel tussen uw P-Touch/StampCreator en computer los en weer vast.
Er kunnen communicatiefouten bij het verzenden van gegevens optreden wanneer u een andere interfacekabel gebruikt.
Zorg ervoor dat PTCOM# (speciale COM-poort voor P-touch) is geselecteerd als printerpoort. U kunt de geselecteerde printerpoort controleren en aanpassen in het venster Eigenschappen van de printerdriver.

Zorg ervoor dat de COM-poort actief is. Op sommige computers worden COM-poorten in de fabriek toegewezen aan IrDA (Infrared Data Association) of een modem.
Voor meer informatie over het wijzigen van de COM-poortinstelling van de computer raadpleegt u de handleiding of de fabrikant van de computer.
Op computers met maar één seriële poort is de COM-poort meestal nummer 2. Zorg ervoor dat het COM-poortnummer overeenstemt met de poort waarop de P-touch/StampCreator is aangesloten.

[Windows 95/98 en NT4.0]
Open het Configuratiescherm, selecteer Systeem, klik op het tabblad Apparaatbeheer en selecteer Poort (COM/LPT). Er mag bij de COM-poort geen foutstatus worden weergegeven.
Controleer of het COM-poortnummer (COM1, COM2 enzovoort) overeenstemt met de poort waarop de P-touch/StampCreator is aangesloten. Als er een foutstatus wordt weergegeven bij de COM-poort, raadpleeg dan de handleiding of fabrikant van de computer.

[Windows 2000]
Open het Configuratiescherm, selecteer Systeem, klik op het tabblad Hardware, klik op Apparaatbeheer en selecteer Poort (COM/LPT). Er mag bij de COM-poort geen foutstatus worden weergegeven.
Controleer of het COM-poortnummer (COM1, COM2 enzovoort) overeenstemt met de poort waarop de P-touch/StampCreator is aangesloten. Als er een foutstatus wordt weergegeven bij de COM-poort, raadpleeg dan de handleiding of fabrikant van de computer.