De gebruiksduur van Brother-tonercartridges is de duur dat de afdrukkwaliteit kan worden gegarandeerd. Naarmate een tonercartridge langer in gebruik is, neemt de beschikbare hoeveelheid toner af en beginnen bepaalde onderdelen fysiek te slijten. Een foutmelding op het display van het apparaat geeft aan dat de tonercartridge moet worden vervangen wanneer de hoeveelheid toner en/of de slijtage een punt hebben bereikt dat de afdrukkwaliteit niet meer kan worden gegarandeerd.

Door de 'stand Doorgaan' in te schakelen kunt u blijven afdrukken met een tonercartridge die zijn verwachte levensduur al voorbij is.

• Doorgaan dwingt het apparaat om te blijven afdrukken nadat Vervang toner op het display is weergegeven.
• De fabrieksinstelling is Stoppen.
• Wanneer het bedieningspaneel een foutmelding geeft, kunt u deze modus niet wijzigen.
• Als u in de stand Doorgaan blijft afdrukken, kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
• De afdrukken kunnen in de stand Doorgaan erg licht worden.
• In de stand Doorgaan blijven de foutmelding en Status Monitor wel de status van de tonercartridge aangeven met Toner bijna op, Vervang toner of Toner op.
• De foutmelding of de melding Toner op in Status Monitor wil zeggen dat de stand Doorgaan is geactiveerd om door te gaan met afdrukken nadat de tonercartridge de verwachte levensduur heeft bereikt en dat nu de maximale operationele levensduur van de tonercartridge is bereikt. De tonercartridge moet worden vervangen door een nieuwe originele Brother-tonercartridge.
  > Raadpleeg voor het precieze bestelnummer van de tonercartridges de pagina Verbruiksartikelen & Accessoires (klik hier).
• Nadat u de tonercartridge hebt vervangen door een nieuwe, keert de stand Doorgaan terug naar de standaardinstelling (Stoppen).

Volg de onderstaande aanwijzingen om de stand Doorgaan in of uit te schakelen:
 

1. Druk op Menu.
2. Druk op de pijl omhoog of omlaag om de optie Standaardinst. weer te geven en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl omhoog of omlaag om de optie Toner vervangen weer te geven en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl omhoog of omlaag om de optie Doorgaan of Stoppen weer te geven en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Eindigen.