Met de functie Fax doorzenden kunt u uw Brother-apparaat zo instellen dat ontvangen faxberichten worden doorgestuurd naar een andere locatie. Wanneer u Fax Doorzenden selecteert, wordt het ontvangen faxbericht opgeslagen in het geheugen. Het apparaat kiest vervolgens het faxnummer dat u hebt geprogrammeerd en stuurt de fax dan door.

Stel het doorzenden van faxberichten in als volgt:

1. Druk op Menu of Menu/Set.
2. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Fax te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
3. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Afstandsopties te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
4. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Doorz/Pag/Opsl (Drzenden/Opsln) te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
5. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Fax Doorzenden te selecteren.
6. Druk op OK of Menu/Set. Op het display van het Brother-apparaat wordt u gevraagd het faxnummer in te voeren waarnaar de faxberichten moeten worden doorgestuurd.
7. Voer het faxnummer in waarnaar de faxberichten moeten worden doorgestuurd.
   U kunt het nummer invoeren met de cijfertoetsen (maximaal twintig cijfers), maar het is ook mogelijk om een eentoets- of directkiesnummer te gebruiken of op Zoeken/Snelkiezen te drukken en een snelkieslocatie van drie cijfers in te voeren.
   
   

   Als u uw faxberichten door het Brother-apparaat laat doorsturen naar een eentoetsnummer of snelkiesnummer dat is geprogrammeerd als groep, dan worden de faxberichten doorgestuurd naar alle nummers uit die groep.
8. Druk op OK of Menu/Set.
9. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Backup Print:Aan of Backup Print:Uit te selecteren.
   
   

   Als u Backup Print inschakelt, wordt het ontvangen faxbericht niet alleen doorgestuurd naar het opgegeven nummer, maar wordt het faxbericht ook afgedrukt. Dit is een veiligheidsmaatregel voor het geval dat de stroom uitvalt voordat de fax wordt doorgestuurd of dat er een probleem is met het ontvangende apparaat. Als de stroom uitvalt, gaan de faxberichten in het geheugen van het Brother-apparaat verloren.
10. Druk op OK of Menu/Set.
11. Druk op Stop/Eindigen.

1. Druk op Menu of Menu/Set.
2. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Fax te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
3. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Afstandsopties te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
4. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Doorz/Pag/Opsl (Drzenden/Opsln) te selecteren en druk op OK of Menu/Set.
5. Druk op de pijl omhoog of omlaag om Uit te selecteren.
6. Druk op OK of Menu/Set.
   
   Als Afstandsopties uit staat en er bevinden zich faxen in het geheugen van de machine dan geeft de machine u twee opties:
   
   

• Als u op 1 drukt, dan worden alle niet afgedrukte faxen afgedrukt en gewist voordat de instelling wordt gewijzigd. Als er een reserve afdruk geprint is zal deze niet nogmaals geprint worden.
  
  
• Als u op 2 drukt, zal het geheugen niet gewist worden en blijft Afstandsopties aan staan.

1. Druk op OK of Menu/Set.
2. Druk op Stop/Eindigen.