Wanneer iemand naar uw telefoon-/faxnummer belt (om een fax te sturen of voor een telefoongesprek), gaat elke telefoon op de lijn (ook de fax) het aantal keren over dat u op het antwoordapparaat hebt ingesteld.

Als u de oproep aanneemt en geen faxtonen hoort, kunt u ervan uitgaan dat het een gewoon gesprek is en iets zeggen.

Als u de oproep aanneemt op de telefoon van de fax of op een externe telefoon (aangesloten op EXT van de fax in de Verenigde Staten) en faxtonen hoort, druk dan op Fax Start of Start/Kopie, wacht tot het display aangeeft dat de fax wordt ontvangen en hang vervolgens op.

Als u de oproep aanneemt op een tweede toestel (aangesloten op een aparte wandcontactdoos) en faxtonen hoort, dan moet u op *51 (faxontvangstcode, *91 in Nieuw-Zeeland) drukken. Vervolgens wacht u totdat u de fax hoort overnemen en hangt u op.

Als u de oproep niet aanneemt, doet het antwoordapparaat dat. Tijdens het afspelen van uw meldtekst luistert de fax op de achtergrond naar een faxsignaal. Zodra een faxsignaal wordt gedetecteerd, wordt de ontvangstmodus geactiveerd. Als geen faxsignaal wordt gedetecteerd, doet het apparaat niets en kan de beller een boodschap inspreken. Om te kunnen bepalen of een inkomende oproep een gesprek of een fax is, moet u de oproep aannemen op de telefoon van de fax of op een externe telefoon of tweede telefoon op dezelfde lijn.