Als u de machine in een genetwerkte TCP/IP-omgeving wilt gebruiken, moet u het IP-adres en het subnetmasker configureren. Het IP-adres dat u toewijst aan de afdrukserver, moet zich op hetzelfde logische netwerk bevinden als uw hostcomputers. Is dit niet het geval, dan moeten het subnetmasker en gateway-adres worden geconfigureerd.
IP-adres
Een IP-adres is een reeks cijfers die elk apparaat identificeert dat op het netwerk is aangesloten. Een IP-adres bestaat uit vier nummers die door punten van elkaar worden gescheiden. Elk nummer ligt tussen de 0 en 255.
• | Voorbeeld: in een klein netwerk zou u normaal gesproken het laatste cijfer wijzigen. • | 192.168.1.1 | • | 192.168.1.2 | • | 192.168.1.3 |
|
Hoe het IP-adres aan de afdrukserver wordt toegewezen:
wanneer u een DHCP/BOOTP/RARP server in uw netwerk heeft (meestal een UNIX®, Linux of Windows® 2000/XP, Windows Vista® of Windows Server® 2003/2008 netwerk), krijgt de afdrukserver automatisch zijn IP-adres van die server.

Opmerking
Op kleinere netwerken kan de DHCP-server ook de router zijn.
Wanneer het APIPA-protocol is uitgeschakeld, is het standaard IP-adres voor een afdrukserver van Brother 192.0.0.192. U kunt dit IP-adres echter gemakkelijk wijzigen, zodat het overeenkomt met de IP-adresgegevens van uw netwerk. Raadpleeg
Het IP-adres en subnetmasker instellen voor informatie over het wijzigen van het IP-adres.