U kunt de gegevens die vereist zijn voor het gebruik van Scan naar FTP handmatig invoeren via het bedieningspaneel en de gegevens vooraf definiëren en opslaan in een FTP-profiel. U kunt maximaal vijf FTP-serverprofielen configureren.
Passieve modus
U kunt de passieve modus uit- of inschakelen, afhankelijk van de configuratie van uw FTP-server en netwerkfirewall. De standaardinstelling is Aan. In de meeste gevallen kan deze standaardinstelling gehandhaafd worden.
1
Druk op MENU.
2
Druk op of om Netwerk te selecteren.
3
Druk op of om Scan nr FTP te selecteren.
4
Druk op of om Passieve modus te selecteren.
5
Druk op Aan of Uit om uw keuze te selecteren.
6
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Poortnummer
U kunt het poortnummer wijzigen dat wordt gebruikt om contact te maken met de FTP-server. De standaardinstelling is poort 21. In de meeste gevallen kan deze standaardinstelling gehandhaafd worden.
1
Druk op MENU.
2
Druk op of om Netwerk te selecteren.
3
Druk op of om Scan nr FTP te selecteren.
4
Druk op of om Poortnummer te selecteren.
5
Voer het poortnummer in.
Druk op OK.
6
Druk op Stop/Eindigen (Stop/Exit).
Een gebruikergedefinieerde bestandsnaam aanmaken
Naast de zeven vooraf gedefinieerde bestandsnamen kunt u twee gebruikergedefinieerde namen opslaan waarmee u een FTP-serverprofiel kunt aanmaken.
1
Druk op MENU.
2
Druk op of om Netwerk te selecteren.
3
Druk op of om Scan nr FTP te selecteren.
4
Druk op of om Bestandsnaam 1 of Bestandsnaam 2 te selecteren.
5
Voer een bestandsnaam in die u wilt gebruiken. Een gebruikergedefinieerde bestandsnaam kan uit maximaal 15 tekens bestaan.
Druk op OK.
FTP-profielen vooraf configureren
1
Druk op MENU.
2
Druk op of om Netwerk te selecteren.
3
Druk op of om Scan nr FTP te selecteren.
4
Druk op of om Inst.profiel te selecteren.
5
Druk op of om Niet toegewezen of Niet opgeslagen te selecteren.
6
Voer de naam in die u wilt gebruiken voor het profiel van de FTP-server. Deze naam wordt weergegeven op het LCD-scherm van de machine en kan uit maximaal 30 tekens bestaan.
Druk op OK.
7
Kies Naam (de naam van uw FTP-server) of IP Address.
8
Voer de naam van de FTP-server in (bijvoorbeeld ftp.voorbeeld.com) (maximaal 60 tekens) of het IP-adres (bijvoorbeeld 192.23.56.189) in.
Druk op OK.
9
Druk op of om Opslagmap te selecteren.
10
Geef de map op de FTP-server op waarin u het document wilt opslaan (bijvoorbeeld/brother/abc/) (maximaal 60 tekens).
Druk op OK.
11
Druk op of om Gebruikersnaam te selecteren.
12
Voer de gebruikersnaam in die op de FTP-server is geregistreerd voor de machine (maximaal 32 tekens).
Druk op OK.
13
Druk op of om Wachtwoord te selecteren.
14
Voer het wachtwoord in om toegang te verkrijgen tot de FTP-server (maximaal 32 tekens).
Druk op OK.
15
Druk op of om Kwaliteit te selecteren.
16
Druk op 150 dpi 16kl, 300 dpi 16kl, 600 dpi 16kl, 200 dpi Z&W of 200x100 dpi voor Nederland, 150 dpi kleur, 300 dpi kleur, 600 dpi kleur, 200 dpi z/w of 200x100 dpi z/w voor België om uw keuze te selecteren.
17
Kies het bestandstype voor het document. Druk op of om Bestandstype te selecteren.
18
Druk op PDF of JPEG voor documenten in kleuren of grijstinten PDF of TIFF voor zwart/wit documenten.
Opmerking
Geef de documentgrootte op als u de glasplaat van de machine gebruikt.
•
Druk op of om Scanformaat glas te selecteren.
•
Kies de gewenste documentgrootte.
19
Druk op of om Passieve modus te selecteren.
20
Druk op Aan of Uit om uw keuze te selecteren.
21
Druk op of om Poortnummer te selecteren.
22
Voer het poortnummer in.
Druk op OK.
23
Geef de bestandsnaam op die u voor het gescande document wilt gebruiken. U kunt kiezen uit zeven vooraf gedefinieerde en twee gebruikergedefinieerde bestandsnamen. De bestandsnaam die voor uw document wordt gebruikt, is de bestandsnaam die u hebt geselecteerd plus de laatste 6 cijfer van de flatbed/ADF-scannerteller plus de extensie (bijvoorbeeld BRNxxxxxxxxxxxx098765.pdf). U kunt handmatig een bestandsnaam van 15 tekens invoeren.