Borduureigenschappen
In het deelvenster Borduren op de tab [borduur-instelling], beschikbaar in het Borduurinstellingen-stadium, kunt u de kleur en het steektype van gebied en omtrek instellen.
Welke borduur-instelling beschikbaar zijn, verschilt naar gelang de functie die u hebt geselecteerd.
Voorbeeld 1: Wanneer
is geselecteerd
- Knop Gebiedskleur
- Steektype gebied selector
Voorbeeld 2: Wanneer
of
is geselecteerd
- Lijnkleur, knop
- Steektype lijn, selector
Steektype
- Klik in een naaitypeselector.
- Klik op het gewenste naaitype.
- Klik op het gebied of de lijn om de naaitype-instelling toe te passen.
- Als u borduren wilt uitzetten, selecteert u [Niet borduren (lijn)] in de selector [Steektype lijn] of [Niet borduren (gebied)] in de selector [Steektype gebied].
- Als borduren is uitgeschakeld, worden de gebieden weergegeven in wit of de lijnen als stippellijnen.
Borduureigenschappen opgeven
- Klik op de tab [Weergave].
- Schakel het selectievakje [Borduureigenschappen] in de groep [Tonen/verbergen] in om het dialoogvenster [Borduureigenschappen] weer te geven.
Voor borduren gebied
Voor borduren omtrek

Klik hierop om de standaardinstellingen te herstellen.- Naar expertmodus/Naar beginnersmodus
Klik hierop om naar de andere modus te schakelen. 
Klik hierop om de naai-instellingen te laden/op te slaan.Veelgebruikte borduureigenschappen opslaan
- Hint verbergen/Hint weergeven
Klik hierop om de hintweergave te tonen of te verbergen. - Bij elke wijziging in de naai-eigenschappen kunt u hier een voorbeeld van het stiksel controleren.
- Verander de borduureigenschappen die worden weergegeven onder [Lijnvormig borduren] of [Gebied borduren].
Voor meer bijzonderheden over verschillende borduureigenschappen en instellingen, zie Lijn-borduureigenschappen en Gebied-borduureigenschappen.
- Terwijl de lijn-borduureigenschappen zijn weergegeven, klikt u op een omtrek om de lijnnaai-eigenschappen toe te passen op de omtrek.
Terwijl de gebied-borduureigenschappen zijn weergegeven, klikt u op een gebied om de gebiednaai-eigenschappen toe te passen op het gebied.
Veelgebruikte borduureigenschappen opslaan
Kleur 
- Klik op de tab [Weergave].
- Schakel het selectievakje [Borduureigenschappen] in de groep [Tonen/verbergen] in om het dialoogvenster [Borduureigenschappen] weer te geven.
- Klik op de tab [Kleur].
- Selecteer een systeemgarenkleurkaart of een garenkleurkaart van de gebruiker in de selector [Garenkleurkaart].
- In de lijst met garenkleuren klikt u op de gewenste kleur.
Meer bijzonderheden over de vier knoppen onder de lijst vindt u in Speciale kleuren
- Klik op het gebied of de omtrek om de kleurinstelling toe te passen.
Kleurverloop maken
U kunt de dichtheid van de kleur op verschillende plekken aanpassen om een speciaal kleurverloop te creƫren.
- In de expertmodus van het dialoogvenster [Borduureigenschappen instellen] schakelt u het selectievakje [Kleurverloop] in. Vervolgens klikt u op [Patroon].
- Geef de gewenste instellingen op in het dialoogvenster [Instelling kleurverloop] en klik op [OK].
- Als u een vooraf ingesteld kleurverloop wilt selecteren, klikt u op het gewenste patroon onder [Patroon selecteren].
- Verplaats de schuiven om de dichtheid van het kleurverloop in te stellen.
- Het voorbeeldvenster toont het resultaat van de wijzigingen die u hebt aangebracht.
U kunt een kleurverloop opgeven wanneer satijnsteken, vulsteken of programmeerbare vulsteken zijn geselecteerd voor gebied borduren en [Handmatige rechte lijn] is geselecteerd als steekrichting.
U kunt geen extra kleur (die wordt gebruikt om te mengen in Layout & Editing) opgeven met de kleurverloopinstelling in Design Center.