Garenkleur instellen
In de groep [Borduren] op het tabblad [Vormen] kunt u de garenkleur van vormen instellen.
- Lijnkleur
- Gebiedskleur
Kleur
Klik op de knop [Kleur] en selecteer de gewenste kleur in de lijst met garenkleuren.
- De merknaam van het garen of de naam van de garenkleurkaart van de gebruiker en de bijbehorende garenkleurkaart:
geeft de merknaam en de bijbehorende garenkleurkaart voor het geselecteerde patroon weer. - Gebruikte kleuren
Hier worden alle garenkleuren weergegeven die worden gebruikt in het borduurontwerp. - Kleurenpalet weergeven
Klik als u het deelvenster [Kleur] wilt weergeven.
DeelvensterKleur
Paletmodus
Lijstmodus
- Selecteer het type steken ([lijn] of [Gebied]) om de betreffende kleuren die worden gebruikt weer te geven.
lijn
Lijnkleur
Gebied
Gebiedskleur
- Schakel het selectievakje in als u een kleurverloop/mengeffect wilt toepassen. Klik op de knop [Patroon] om een kleurverloop/mengeffect op te geven. (alleen beschikbaar wanneer een vormpatroon is geselecteerd)
Kleurverloop/mengeffect maken
- In de selector [Garenkleurkaart] selecteert u een garenmerk of uw garenkleurkaart gebruiker.
- In de lijst met garenkleuren selecteert u op de gewenste kleur.
- Klik hierop om naar de andere modus te schakelen.
- Hier worden alle garenkleuren weergegeven die worden gebruikt in het borduurontwerp. Wanneer u een borduurpatroon selecteert, verschijnt een kader rond de kleuren die in dat patroon worden gebruikt. U kunt dezelfde garenkleuren opgeven door ze hier te selecteren.
Kleurverloop/mengeffect maken
U kunt de dichtheid van één of twee kleuren op verschillende plaatsen aanpassen om een speciaal kleurverloop te maken.
- Selecteer een borduurpatroon waarvoor gebied borduren is opgegeven.
- Klik op de tab [Kleur], schakel het selectievakje [Kleurverloop] in en klik vervolgens op [Patroon].
- Geef de gewenste instellingen op in het dialoogvenster [Instelling kleurverloop] en klik op [OK].
- Om de garenkleur te wijzigen klikt u op . Selecteer een kleur in het dialoogvenster [kleurgebied] dat verschijnt. Klik vervolgens op [OK].
- Als u een vooraf ingesteld kleurverloop wilt selecteren, klikt u op het gewenste patroon onder [Patroon selecteren].
- Verplaats de schuiven om de dichtheid van het kleurverloop in te stellen.
U kunt de algemene dichtheid van het kleurverloop aanpassen met de schuiven [Max.] en [Min.].
Sleep de schuif [Max.] om de maximumwaarde aan te passen en de schuif [Min.] om de minimumwaarde aan te passen. De waarden tussen het maximum en minimum worden automatisch aangepast. - Om de twee kleuren te mengen schakelt u het selectievakje [Mengeling] in. Vervolgens klikt u op . Selecteer een kleur in het dialoogvenster [kleurgebied] dat verschijnt. Klik vervolgens op [OK].
- Het voorbeeldvenster toont het resultaat van de wijzigingen die u hebt aangebracht.
- Geef de dichtheid op.
- Geef een richting op of sleep de rode pijl om deze aan te passen.
- U kunt een kleurverloop/mengeffect opgeven wanneer satijnsteken, vulsteken of programmeerbare vulsteken zijn geselecteerd voor gebied borduren en [Handmatig] is geselecteerd als steekrichting.
- Als het selectievakje [Handmatige rechte lijn] is uitgeschakeld, worden de kleurverloopinstellingen toegepast op de overblijvende kleur.
- U kunt ook een kleurverloop/mengeffect opgeven onder [Dichtheid] wanneer het deelvenster [Borduureigenschappen] is geopend in expertmodus.
Speciale kleuren
- NIET GEDEFINIEERD
Als u handmatig de kleur voor een monochroom patroon wilt kunnen kiezen, kunt u [NIET GEDEFINIEERD] selecteren.Kleuren om applicaties te maken:
U kunt applicaties maken met de volgende drie speciale kleuren.
- APPLICATIEMATERIAAL
geeft de omtrek aan van het gebied dat uit het applicatiemateriaal wordt geknipt. - APPLICATIEPOSITIE
geeft de positie op de achtergrond aan waarop de applicatie moet worden geborduurd. - APPLICATIE
naait de applicatie op de achtergrond.