Kopieën schikken
Bij sommige borduurontwerpen die zijn gelezen van originele kaarten is het niet mogelijk om spiegelkopieën te maken.
Werken met de functie voor spiegelkopieën
- Selecteer het patroon/de patronen en klik op de tab [Beginscherm].
- Klik op [Kopie plaatsen] in de groep [Klembord]. Klik vervolgens op [Verticaal gespiegelde kopie], [Horizontaal gespiegelde kopie] of [Viervoudig gespiegelde kopie].
- Verplaats de aanwijzer en klik wanneer de patronen volgens uw wensen zijn geschikt.
Werken met de functie voor cirkelkopieën
- Selecteer het patroon/de patronen en klik op de tab [Beginscherm].
- Klik op [Kopie plaatsen] in de groep [Klembord] en vervolgens op [Cirkelkopie].
- Geef de rangschikking van en ruimte tussen de patronen op.
- Selecteer de gewenste rangschikking.
- Selecteer hoe de rangschikking van het patroon zal worden opgegeven.
Selecteer [Aantal] om het aantal patroon op te geven dat moet worden gerangschikt.
Selecteer [Afstand] om de afstand tussen de patronen op te geven.
Hoe hoger de waarde, des te groter de afstand tussen de patronen.
- Sleep de aanwijzer om een cirkel of ellips te tekenen.
- Als u een cirkel wilt tekenen, houdt u de toets <Shift> ingedrukt terwijl u de aanwijzer sleept.
- Als u de ellips opnieuw wilt tekenen, klik dan met de rechtermuisknop op de Ontwerppagina om terug te keren naar de situatie voordat de ellips was getekend.
- Nadat u cirkel of ellips hebt getekend, houdt u de toets <Ctrl> ingedrukt terwijl u de aanwijzer versleept om de vorm te verplaatsen, roteren of te vergroten/verkleinen.
- Verplaats de aanwijzer om de gewenste hoek te selecteren.
Door de lijn te roteren verandert u de afdrukstand van de patronen.
- Als u de lijn wilt roteren in stappen van 15°, houdt u de toets <Shift> ingedrukt terwijl u de aanwijzer verplaatst.
De hoek van de lijn verschijnt in de statusbalk. - Terwijl u de afdrukstand wijzigt door de aanwijzer te verplaatsen, kunt u de rangschikking en tussenruimte van patronen wijzigen in het dialoogvenster [Cirkelkopie].
- Klik om de kopieën te voltooien.
Werken met de functie voor matrixkopieën
- Selecteer het patroon/de patronen en klik op de tab [Beginscherm].
- Klik op [Kopie plaatsen] in de groep [Klembord] en vervolgens op [Matrixkopie].
- Geef de ruimte tussen de patronen op. Hoe hoger de waarde, des te groter de afstand tussen de patronen.
Als u de patronen wilt laten overlappen, geeft u een negatief getal op.
- Klik in de Ontwerppagina en verplaats de aanwijzer.
Een rechthoek en de patronen die u daarbinnen kunt schikken, verschijnen als stippellijnen.
- Als u de rechthoek opnieuw wilt tekenen, klik dan met de rechtermuisknop op de Ontwerppagina om terug te keren naar de situatie voordat de rechthoek was getekend.
- Terwijl u het formaat van de rechthoek wijzigt door de aanwijzer te verplaatsen, kunt u de tussenruimte van patronen wijzigen in het dialoogvenster [Matrixkopie].
- Klik om de kopieën te voltooien.
Patronen samenvoegen
U kunt overlappende vormpatronen samenvoegen die zijn gerangschikt met gebruik van [Verticaal gespiegelde kopie], [Horizontaal gespiegelde kopie], [Viervoudig gespiegelde kopie], [Cirkelkopie] of [Matrixkopie]. Wanneer het volgende bericht verschijnt, klikt u op [Ja].
De vormpatronen zijn samengevoegd.
Onder bepaalde omstandigheden worden de patronen mogelijk niet samengevoegd.
De borduurvolgorde (kleursortering) optimaliseren
Alvorens een functie [Kopie plaatsen] te gebruiken kunt u de borduurvolgorde optimaliseren om de borduurvolgorde aan te passen van patronen die zijn gemaakt met de functie [Kopie plaatsen]. Zo beperkt u het aantal garenkleurwisselingen.
- Selecteer het patroon/de patronen en klik op de tab [Beginscherm].
- Klik op [Kopie plaatsen] in de groep [Klembord] en vervolgens op [Borduurvolgorde optimaliseren] zodat het vinkje verschijnt.
- Voer de bewerking Kopie plaatsen uit.