Stempels toepassen en bewerken

U kunt graveer-/reliëfeffecten creëren door een stempelpatroon op een vorm te stempelen. Dit ziet eruit als steken die in verschillende richtingen zijn geborduurd.

Stempel toepassen

  1. Teken een vorm.
  2. Klik op de tab [Beginscherm].
  3. Klik op [Stempel/reliëf] in de groep [Bewerken] en vervolgens op [Functie Stempel invoeren].
  4. Selecteer een stempelpatroon (PAS-bestand waarop stempelinstellingen zijn toegepast).
    1. Selecteer een stempelpatroon.
    2. Geef het formaat van het stempelpatroon op.
    3. Geef de richting van het stempelpatroon op.
    4. Als u een andere map wilt selecteren, klikt u op .

      Graveer- en reliëfstempelinstellingen worden weergegeven als rode en blauwe gebieden.

  5. Klik op het vormpatroon dat u hebt getekend in stap 1 om het te selecteren.

    “Lopende lijnen” verschijnen rond het vormpatroon dat u hebt geselecteerd.

  6. Klik op de gewenste plaatsen in het vormpatroon.

    In Realistisch voorbeeld kunt u het effect van het stempel bekijken.

    • U kunt stempels toepassen op gebieden van vormpatronen waarvoor de satijnsteek, vulsteek en programmeerbare vulsteek zijn opgegeven.
    • Met Programmable Stitch Creator kunt u meegeleverde stempelpatronen bewerken of eigen patronen maken.

      Programmable Stitch Creator

Stempel bewerken

  1. Klik op de tab [Beginscherm].
  2. Klik op [Stempel/reliëf] in de groep [Bewerken] en vervolgens op [Stempelfunctie bewerken].
  3. Klik op het vormpatroon met het stempel.

    “Lopende lijnen” verschijnen rond het vormpatroon dat u hebt geselecteerd.

  4. Klik op het stempel.
    1. Rotatiehandvat
    2. Schalings-handvatten
    • U kunt slechts één stempel tegelijk selecteren.
    • Als u het stempel wilt vergroten, sleept u een schalingshandvat.
    • Als u het stempel wilt roteren, sleept u het rotatiehandvat.
    • Als u het stempel wilt wissen, drukt u op de toets <Delete>.
  5. Bewerk het stempel.
    • Als u het stempelpatroon wilt wijzigen, selecteert u een ander patroon en vervolgens klikt u op [Toepassen].
      • Als u het formaat van een vormpatroon wijzigt, verandert het formaat van het stempel niet. Controleer het stempel nadat u het vormpatroon hebt bewerkt.
      • Als u een vormpatroon bewerkt dat een stempel bevat, controleer dan het stempel nadat de bewerking is voltooid.