Borduurvolgorde controleren en bewerken

  1. Selecteer hoe patronen worden weergegeven in het deelvenster [borduurvolgorde].
  2. Selecteer de gewenste opdracht om de borduurvolgorde te wijzigen.
  3. Borduurvolgorde optimaliseren
    Klik hierop om de borduurvolgorde zo te wijzigen dat de gedeelten van de opgegeven objecten die dezelfde kleur hebben, ook samen worden geborduurd.
  4. kleurgebied
    Stel de kleur van het geselecteerde object in.
  5. Hiermee toont/verbergt u de geborduurd objecten in het werkvlak.
  6. Vergrendelen
    Klik hierop om het geselecteerde object te vergrendelen zodat het niet kan worden bewerkt.
  7. Afknippen van verspringende steken
    U kunt de functie Afknippen van verspringende steken in- of uitschakelen.
  8. Patronen selecteren
    Hiermee selecteert u de patronen in de Ontwerppagina.
  1. Klik op de tab [Weergave].
  2. Klik op [borduurvolgorde] in de groep [Tonen/verbergen].
    Door op de knop te klikken schakelt u tussen borduurvolgorde tonen en verbergen.
  3. Klik op in het deelvenster [borduurvolgorde] en vervolgens op [Zoomen] en [Tonen op kleurvolgorde].

    Zoomen
    Klik hierop om elk patroon te vergroten tot dit het kader opvult.

    Tonen op kleurvolgorde
    Klik hierop om alle patronen van dezelfde kleur die samen worden geborduurd weer te geven in één kader.

    1. UIT
    2. AAN

    Wanneer meerdere patronen van één kleur worden gecombineerd in één kader, verschijnt links van dat kader.
    Klik op om de gecombineerde patronen van één kleur weer te geven in afzonderlijke kaders.
    verschijnt onder het eerste kader en elk kader wordt weergegeven met een subnummer achter het eerste. Dit geeft de borduurvolgorde aan binnen de patronen van dezelfde kleur.
    Klik op om alle patronen van dezelfde kleur weer te combineren in één kader.

Borduurvolgorde optimaliseren

U kunt de borduurvolgorde en de begin- en eindpunten automatisch aanpassen om het aantal garenkleurwisselingen en verspringende steken te beperken.

Klik op om de borduurvolgorde te optimaliseren.
Voor het patroon rechts (de nummers geven de borduurvolgorde aan) wordt de borduurvolgorde aangepast zoals aangegeven in onderstaande illustratie.

De borduurvolgorde wordt aangepast zodat patronen van dezelfde kleur in optimale volgorde worden gegroepeerd.

Bovendien worden patronen van dezelfde kleur geoptimaliseerd, zodat het eindpunt van het vorige patroon en het beginpunt van het volgende patroon het dichtst bij elkaar liggen.

Maar overlappende patronen worden in de geschiktste borduurvolgorde gezet.

Borduurvolgorde bewerken

U kunt de borduurvolgorde wijzigen door het kader dat het patroon bevat te selecteren en dit kader naar de nieuwe plaats te slepen. De rode lijn die wordt weergegeven, geeft aan naar welke plek het kader wordt verplaatst.

U kunt het kader ook verplaatsen door te klikken op in het deelvenster [borduurvolgorde] en vervolgens op de gewenste opdracht in het menu dat verschijnt.

Eerste borduren
Klik hierop om het geselecteerde patroon te verplaatsen naar het begin van de borduurvolgorde.

Vorige borduren
Klik hierop om het geselecteerde patroon in de borduurvolgorde één plaats naar voren te verplaatsen.

Volgende borduren
Klik hierop om het geselecteerde patroon in de borduurvolgorde één plaats naar achteren te verplaatsen.

Laatste borduren
Klik hierop om het geselecteerde patroon te verplaatsen naar het einde van de borduurvolgorde.

Na het wijzigen van de borduurvolgorde controleert u het stiksel om te zien of overlappende patronen niet worden geborduurd in een onjuiste volgorde.

Een patroon selecteren

  1. Klik op een kader dat het patroon bevat in het deelvenster [borduurvolgorde].
    1. Blauwe lijn
    2. Lopende lijn

    Om meerdere patronen te selecteren houdt u de toets <Shift> of <Ctrl> ingedrukt terwijl u klikt op de kaders voor de gewenste patronen. Ook kunt u meerdere kaders selecteren door de aanwijzer er overheen te slepen.

  2. Klik op in het deelvenster [borduurvolgorde] om het patroon te selecteren in de Ontwerppagina dat overeenkomt met het kader dat is geselecteerd in het deelvenster [borduurvolgorde]. Het patroon kan ook worden geselecteerd door in het deelvenster [borduurvolgorde] te dubbelklikken op het kader ervan.

Kleuren wijzigen

  1. Selecteer één of meer kaders in het deelvenster [borduurvolgorde] en klik op boven in het deelvenster [borduurvolgorde].

    Het deelvenster Kleur wordt weergegeven voor de andere deelvensters.

  2. Klik op de gewenste kleur in het deelvenster [Kleur].

    DeelvensterKleur

Borduureigenschappen wijzigen

  1. Selecteer in het deelvenster [borduurvolgorde] één of meer kaders die een ander patroon bevatten dan een borduurpatroon.

    De naaitypeselector voor het geselecteerde kader verschijnt.

  2. Klik op de tab [Borduureigenschappen].

    Als het deelvenster [Borduureigenschappen] niet wordt weergegeven, klikt u op de tab [Weergave] en op [Eigenschappen] en vervolgens op [Borduureigenschappen].

  3. Wijzig de borduureigenschappen en het naaitype.

    Steektypen lijn, Steektypen gebied en Borduureigenschappen opgeven

Kaders die niet worden geborduurd tonen/verbergen

Kaders met patronen die niet worden geborduurd kunt u tonen of verbergen.

Klik op en op [Objecten zonder steken verbergen].

  1. UIT
  2. AAN

De standaardinstelling is dat kaders met patronen die niet worden geborduurd, worden verborgen.

Wanneer kaders met patronen die niet worden geborduurd worden weergegeven, kunt u dit kader selecteren en het patroon bewerken.

Borduurpatronen verbergen

Elk borduurpatroon kan worden getoond of verborgen in de Ontwerppagina. U kunt overlappende borduurpatronen gemakkelijk bewerken als het patroon dat niet wordt bewerkt, verborgen is.

Selecteer een kader en klik op .

  1. AAN
  2. UIT
  • Kaders met bevatten meerdere patronen van dezelfde kleur. Als u deze kaders selecteert om weer te geven, worden alle patronen in het kader weergegeven.
  • verschijnt als de weergave-instelling niet gelijk is voor alle patronen in een kader met een ernaast.
  • Als u de lijn of het gebied weergeeft van een borduurpatroon dat bestaat uit een omtrek en een binnengebied, wordt het volledige borduurpatroon weergegeven.

Borduurpatronen vergrendelen

U kunt borduurpatronen vergrendelen om te voorkomen dat ze worden verplaatst of verwijderd. U kunt vergrendelde borduurpatronen niet selecteren of bewerken in de Ontwerppagina.

Selecteer een kader en klik op .

  • Kaders met bevatten meerdere patronen van dezelfde kleur. Als u deze kaders selecteert om te vergrendelen, worden alle patronen in het kader vergrendeld.
  • verschijnt als de vergrendelinstelling niet gelijk is voor alle patronen in een kader met een ernaast.
  • Als u de lijn of het gebied vergrendelt van een borduurpatroon dat bestaat uit een omtrek en een binnengebied, wordt het volledige borduurpatroon vergrendeld.
  • Als u een gedeelte vergrendelt van een gecombineerd patroon, zoals gegroepeerde patronen, tekstindeling op een curve of patronen met overlapping, wordt het volledige borduurpatroon vergrendeld.