Elke printer krijgt een uniek serienummer. Wanneer u een andere printer op de computer aansluit, wordt die automatisch herkend als een ander apparaat.

Bij de installatie van de eerste printer op de computer wordt de printerdriver 'Brother [modelnaam]' gemaakt. Als u nog meer printers van hetzelfde model op de computer aansluit, wordt steeds een nieuwe printerdriver gemaakt ('Brother [modelnaam] (kopie 1)', 'Brother [modelnaam] (kopie 2)' enzovoort).

In de toepassing die u gebruikt moet u de juiste printerdriver selecteren voor de printer die u momenteel gebruikt.

1. Schakel de printer die u wilt gebruiken in.
   
   
2. Open [Apparaten en printers].(zie,“Hoe open ik Apparaten en printers”)
3. Wijzig de pictogramweergave in [Tegels]. U ziet nu de naam en de huidige status van de printers.
   De printerdriver met 'Gereed' als status is de printer die u in stap 1 hebt ingeschakeld.
   
   

4. Klik in P-touch Editor op [Bestand] en selecteer [Printer-/pagina-instelling...] om het dialoogvenster Printerinstelling te openen.
   
   
   
    
5. Selecteer de printer die u in stap 3 hebt bevestigd vanuit de keuzelijst en klik op [OK]. 

 Nu kunt u labels afdrukken met de juiste printer