RJ-4250WB

Veelgestelde vragen en probleemoplossing

Veelgestelde vragen en probleemoplossing

Communicatie-instellingen gebruiken (voor Windows)

Volg de onderstaande stappen als u Communicatie-instellingen wilt gebruiken:


  1. Open Printer Setting Tool.
    Zie 'Werken met Printer Setting Tool (voor Windows)' als u wilt weten hoe u dit programma opent.
     
  2. Klik op de knop [Communicatie-instellingen].
    Het venster [Communicatie-instellingen] wordt weergegeven.
     
  3. Geef de gewenste instellingen op of wijzig de instellingen.
     

Raadpleeg de volgende koppelingen voor meer informatie over de items van het venster [Communicatie-instellingen]:

Het dialoogvenster voor instellingen

  1. Deze instellingen uitschakelen
    Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor 'niet beschikbaar' weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
    De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor 'niet beschikbaar' wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
    Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.
  2. Items
    Als u [Huidige status] selecteert, worden de huidige instellingen weergegeven in het gedeelte voor weergave en wijzigen van instellingen.
    Selecteer het item waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
  3. Menubalk
  4. Printer
    Een lijst met verbonden printers.
  5. Naam knooppunt/Bluetooth apparaatnaam
    Geeft de knooppuntnaam (wijzigen is mogelijk) en de naam van het Bluetooth-apparaat weer. (Zie Menubalk.)
  6. Tabblad voor instellingen
    Instellingen die kunnen worden opgegeven of gewijzigd.
    Als Pictogram voor 'niet beschikbaar' wordt weergegeven op een tabblad, worden de instellingen op dat tabblad niet toegepast op de printer.
  7. Gedeelte voor weergave en wijzigen van instellingen
    Weergave van de huidige instellingen voor het geselecteerde item.
  8. Vernieuwen
    De weergegeven instellingen bijwerken met de meest recente informatie.
  9. Toepassen
    De instellingen naar de printer sturen.
    Als u de opgegeven instellingen wilt opslaan in een opdrachtbestand, selecteer dan [Opslaan in opdrachtbestand] in de keuzelijst.
    Het opgeslagen opdrachtbestand kan in de massaopslagmodus worden gebruikt om de instellingen op een printer toe te passen.
    Als u wilt weten hoe u de massaopslagmodus gebruikt, raadpleegt u 'Hoe schakel ik over naar de massaopslagmodus en hoe gebruik ik die modus?'.

    Door te klikken op [Toepassen] past u alle instellingen van alle tabbladen toe op de printer. Als het selectievakje 'Deze instellingen uitschakelen' is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet toegepast.

  10. Afsluiten
    Het venster [Communicatie-instellingen] wordt gesloten. U keert terug naar het hoofdvenster van Printer Setting Tool.

    Wijzigingen in de instellingen worden niet doorgegeven naar de printers als u op [Sluiten] klikt zonder eerst op de knop [Toepassen] te klikken.

Menubalk

 


 

 

  1. Instellingen op printer toepassen
    Hiermee past u de instellingen toe op de printer.
  2. Instellingen opslaan in opdrachtbestand
    Hiermee slaat u de opgegeven instellingen op in een opdrachtbestand. De bestandsextensie is '.bin'.
    Het opgeslagen opdrachtbestand kan in de massaopslagmodus worden gebruikt om de instellingen op een printer toe te passen.
    Als u wilt weten hoe u de massaopslagmodus gebruikt, raadpleegt u 'Hoe schakel ik over naar de massaopslagmodus en hoe gebruik ik die modus?'.
    • Als het selectievakje [Deze instellingen uitschakelen] is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet opgeslagen.
    • De volgende informatie wordt niet opgeslagen in het opdrachtbestand:
      • Naam van knooppunt
      • IP-adres, subnetmasker en standaardgateway (wanneer het IP-adres is ingesteld op [STATIC])
    • De opgeslagen opdrachten voor communicatie-instellingen zijn alleen bedoeld voor het toepassen van instellingen op een
      printer. Als u deze instellingen met dit opdrachtbestand wilt toepassen op de printer, gebruik dan de massaopslagmodus.
    • Opdrachtbestanden worden opgeslagen met verificatiesleutels en wachtwoorden. Wij adviseren u om alleen opdrachtbestanden op te slaan
      als dat echt nodig is.
    • Stuur het opdrachtbestand niet naar een ander model printer.
  3. Certificaten installeren
    Voor sommige netwerkverificatiemethoden is een certificaat vereist.
    Installeer een certificaat op de verbonden printer of sla een certificaat op als opdrachtbestand dat kan worden doorgestuurd naar printers van hetzelfde model.
     
  4. Importeren
    Draadloze instellingen importeren van de huidige computer

    Hiermee importeert u de instellingen van de computer.  
     
    • Voor het importeren van de draadloze instellingen zijn beheerdersrechten voor de computer vereist.
    • U kunt alleen PSA-instellingen (instellingen voor Personal Security Authentication: open systeem, verificatie met publieke sleutel en WPA/WPA2-PSK) importeren. U kunt geen ESA-instellingen (instellingen voor Enterprise Security Authentication, zoals EAP-FAST), WPA2-PSK-instellingen (TKIP) en WPA-PSK-instellingen (AES) importeren.
    • Als op de computer meerdere draadloze netwerken zijn ingeschakeld, worden alleen de persoonlijke instellingen geïmporteerd die als eerste worden gedetecteerd.
    • Alleen de instellingen van het tabblad [Draadloos LAN] - deelvenster [Draadloze instellingen] kunnen worden geïmporteerd (communicatiemodus, SSID, verificatiemethode, coderingsmodus en verificatiesleutel).

       
    Selecteer een profiel om te importeren

    Het geëxporteerde bestand importeren en de instellingen toepassen op een printer.
    Klik op [Bladeren] en selecteer het bestand dat u wilt importeren. De instellingen in het geselecteerde bestand worden weergegeven in het gedeelte voor weergave en wijzigen van instellingen.
    • U kunt alle instellingen, bijvoorbeeld draadloze instellingen en instellingen voor TCP/IP, importeren, met uitzondering van de namen van knooppunten.
    • U kunt alleen profielen importeren die compatibel zijn met de geselecteerde printer.
    • Als het IP-adres van het geïmporteerde profiel op [STATIC] staat, wijzig dan zo nodig het IP-adres van het geïmporteerde profiel, zodat het adres niet gelijk is aan het IP-adres van een bestaande printer in het netwerk.
  5. Exporteren
    De huidige instellingen opslaan in een bestand.
    • Als het selectievakje [Deze instellingen uitschakelen] is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet opgeslagen.
    • Geëxporteerde bestanden worden niet gecodeerd.
  6. Herstart de printer automatisch na toepassen van nieuwe instellingen
    Als u dit selectievakje inschakelt, wordt de printer automatisch opnieuw opgestart na toepassing van de communicatie-instellingen.
    Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, moet u de printers handmatig opnieuw starten.

    Bij het configureren van meerdere printers kunt u de procedure bespoedigen door dit selectievakje uit te schakelen. In dat geval raden we wel aan het selectievakje in te schakelen bij het configureren van de eerste printer, zodat u kunt controleren of elke instelling tegemoetkomt aan het beoogde doel.

  7. Detecteert de verbonden printer automatisch en haalt de huidige instellingen op
    Als u dit selectievakje selecteert terwijl er een printer is aangesloten op de computer, wordt de printer automatisch gedetecteerd en worden de instellingen van de printer op dat moment weergegeven in het deelvenster [Huidige status].

    Als de aangesloten printer van een ander model is dan de printer in de keuzelijst [Printer], worden de instellingen die op de tabbladen beschikbaar zijn aangepast aan de aangesloten printer.

  8. Naam van knooppunt/Bluetooth apparaatnaam wijzigen
    Hiermee kunt u de naam van een Bluetooth-apparaat wijzigen.
  9. Standaardcommunicatie-instellingen herstellen
    Hiermee zet u de communicatie-instellingen terug op de fabrieksinstellingen.
  10. Help weergeven
    De Help weergeven.
  11. Over
    Geeft de versie-informatie weer.

Het tabblad Algemeen

Communicatie-instellingen

 

 

  1. Netwerkinstellingen bij inschakelen
    Dit bepaalt de voorwaarden voor een verbinding via Wi-Fi wanneer de printer wordt ingeschakeld.
    Mogelijke instellingen: [Standaard aan], [Standaard uit], [Huidige status behouden]
  2. Geselecteerde interface
    Mogelijke instellingen: [Infrastructuur], [Infrastructuur en Wireless Direct], [Wireless Direct]
  3. Bluetooth bij inschakelen
    Dit bepaalt de voorwaarden voor een verbinding via Bluetooth wanneer de printer wordt ingeschakeld.
    Mogelijke instellingen: [Standaard aan], [Standaard uit], [Huidige status behouden]

IPv6
  

 

  1. IPv6-gebruik
    Mogelijk instellingen: [Inschakelen], [Uitschakelen]
  2. Prioriteit op IPv6-adres
    Schakel dit selectievakje in om een IPv6-adres prioriteit te geven.

Update op afstand
  

 

  1. IP adres van FTP server
    Geef het adres van de FTP-server op.
  2. Poort
    Bevat het poortnummer dat wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de FTP-server.
  3. Gebruikersnaam
    Geef een gebruikersnaam op die gemachtigd is om zich aan te melden bij de FTP-server.
  4. Wachtwoord
    Voer in dit veld het wachtwoord in dat bij de opgegeven gebruikersnaam hoort.
  5. Pad
    Geef het pad op naar de map op de FTP-server waaruit u het updatebestand wilt downloaden.
  6. Naam instellingen bestand
    Bevat de naam van het updatebestand op de FTP-server.

Log

 

  1. Log opslag
    Geef aan of het updatelog naar de FTP-server moet worden geëxporteerd.
    Mogelijke instellingen: [Enable] (Inschakelen), [Disable] (Uitschakelen)
  2. Log opslag pad op FTP server
    Geef het pad op van de map op de FTP-server waarnaar u de loggegevens wilt exporteren.

[  Terug naar boven ]

Tabblad Draadloos LAN
TCP/IP (draadloos)

  1. Bootmethode
    Mogelijke instellingen: [AUTO], [BOOTP], [DHCP], [RARP], [STATIC]
  2. IP-adres/Subnetmasker/Gateway
    U kunt deze instellingen alleen opgeven als het IP-adres is ingesteld op [STATIC].
  3. DNS-servermethode
    Mogelijke instellingen: [AUTO], [STATIC]
  4. IP-adres primaire DNS-server/IP-adres secundaire DNS-server
    U kunt deze instellingen alleen opgeven als de DNS-server is ingesteld op [STATIC].

IPv6

  1. Statisch IPv6-adres
    Het opgegeven permanente IPv6-adres.
  2. Dit adres activeren
    Het opgegeven statische IPv6-adres inschakelen.
  3. Primaire DNS Server IPv6 Adres/Secundaire DNS Server IPv6 Adres
    De opgegeven IPv6-adressen van de DNS-servers.
  4. Lijst van IPv6-adressen
    De lijst met IPv6-adressen wordt weergegeven.

Draadloze instellingen

  

  1. Communicatiemodus
    De modus [Infrastructuur] is beschikbaar.
  2. SSID (netwerknaam)
    Klik op [Zoeken] om de beschikbare SSID's in een apart dialoogvenster weer te geven.
  3. Kanaal
    Deze instelling wordt automatisch geselecteerd.
  4. Verificatiemethode/Coderingsmodus
    De ondersteunde coderingsmodi voor de verificatiemethoden vindt u bij Verificatiemethoden en coderingsmodi.
  5. WEP-sleutel
    U kunt alleen een instelling opgeven als u WEP hebt geselecteerd als coderingsmodus.
  6. Passphrase
    U kunt alleen een instelling opgeven wanneer WPA/WPA2-PSK is geselecteerd als verificatiemethode.
  7. Gebruiker-ID/Wachtwoord
    U kunt alleen instellingen opgeven als u EAP-FAST, PEAP, EAP-TTLS of EAP-TLS hebt geselecteerd als verificatiemethode.
    Bovendien is het bij EAP-TLS niet nodig om een wachtwoord op te geven, maar er moet wel een clientcertificaat worden geregistreerd.
    Maak vanuit een webbrowser verbinding met de printer en geef het certificaat op om een certificaat te registreren.
    Zie Menubalk voor meer informatie.
  8. Toon de sleutel en het wachtwoord op het scherm
    Als u dit selectievakje inschakelt, worden sleutels en wachtwoorden leesbaar weergegeven op het scherm (niet-gecodeerde tekst).

Verificatiemethoden en coderingsmodi

Verificatiemethode Coderingsmodus
Open systeem Geen / WEP
Gedeelde sleutel WEP
WPA / WPA2-PSK TKIP+AES / AES
EAP-FAST / NONE TKIP+AES / AES
EAP-FAST / MS-CHAPv2 TKIP+AES / AES
EAP-FAST / GTC TKIP+AES / AES
PEAP / MS-CHAPv2 TKIP+AES / AES
PEAP / GTC TKIP+AES / AES
EAP-TTLS / CHAP TKIP+AES / AES
EAP-TTLS / MS-CHAP TKIP+AES / AES
EAP-TTLS / MS-CHAPv2 TKIP+AES / AES
EAP-TTLS / PAP TKIP+AES / AES
EAP-TLS TKIP+AES / AES

Beveiligingsinstellingen op een hoger niveau opgeven:
Bij toepassing van certificaatverificatie met de verificatiemethoden EAP-FAST, PEAP, EAP-TTLS of EAP-TLS kan het certificaat niet worden opgegeven met Printer Setting Tool.
Nadat u de printer hebt geconfigureerd voor de verbinding met het netwerk geeft u het certificaat op door de printer te benaderen met een webbrowser.
Als u wilt weten hoe u Beheer via een webbrowser gebruikt, raadpleeg dan 'Beheer via een webbrowser' of Menubalk.

   [  Terug naar boven ]
Instellingen Wireless Direct
  1. SSID/Netwerksleutel genereren
    Mogelijke instellingen: [AUTO], [STATIC]
  2. SSID (netwerknaam)/Netwerksleutel
    Voer hier de SSID (25 ASCII-tekens of minder) en de netwerksleutel (63 tekens of minder) in voor gebruik in de modus Wireless Direct.
    U kunt alleen een instelling opgeven als u [STATIC] hebt geselecteerd bij [SSID/Netwerksleutel genereren].

    De SSID is vanuit de fabriek ingesteld op 'DIRECT-*****_RJ-4250WB' en het wachtwoord is '425*****'.
    Hierbij staat '*****' voor de laatste vijf cijfers van het serienummer.
    (U vindt het label met het serienummer onder op de printer.)

  3. Kanaal
    Bevat het kanaal voor de Wireless Direct-modus.
 

Het tabblad Bluetooth

Bluetooth-instellingen

 

  1. Bluetooth-modus
    Hiermee bepaalt u welke modus wordt gebruikt wanneer Bluetooth ingeschakeld is.
    Mogelijke instellingen: [Klassiek en Laag energieverbruik], [Alleen Klassiek], [Alleen Laag energieverbruik]

Klassiek

 

  1. Zichtbaar voor andere apparaten
    Hier kunt u opgeven of de printer mag worden gedetecteerd door andere Bluetooth-apparaten.

    Mogelijke instellingen: [Vindbaar], [Niet vindbaar]

  2. Pincode wijzigen
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u de pincode wijzigen.

  3. De PIN-code op het scherm weergeven
    Als u dit selectievakje inschakelt, worden pincodes standaard weergegeven op het scherm van de computer.

  4. Verzoek Secure Simple Pairing (SSP)-instellingen tijdens koppelen
    Als dit selectievakje is ingeschakeld in de Bluetooth-modus Klassiek, moet u aanvullende instellingen opgeven. Druk tijdens het verificatieproces van de printer op de knop Invoeren (Doorvoeren) / OK als u apparaten met Bluetooth-versie 2.1 of hoger koppelt.

Auto re-pairing (Automatisch opnieuw koppelen)

 

  1. Automatisch opnieuw koppelen
    Hiermee bepaalt u of er al dan niet automatisch verbinding moet worden gemaakt met een iOS-apparaat waarmee eerder verbinding is gemaakt.
    Mogelijke instellingen: [Enable] (Inschakelen), [Disable] (Uitschakelen)
  2. Automatisch opnieuw gekoppeld apparaat verwijderen
    Als u op deze knop klikt, worden de gegevens van automatisch opnieuw gekoppelde apparaten uit de printer verwijderd.

Laag energieverbruik

 

  1. Modus Minimale beveiliging

    Selecteer het minimale beveiligingsniveau bij gebruik van de modus [Alleen Laag energieverbruik].
    Mogelijke instellingen: [Geen], [Niet-geverifieerde versleuteling], [Geverifieerde versleuteling], [Beveiligde LE-verbindingen]

  2. Verzoek Secure Simple Pairing (SSP)-instellingen tijdens koppelen
    Als dit selectievakje is ingeschakeld in de modus [Alleen Laag energieverbruik], moet u aanvullende instellingen opgeven. Druk tijdens het verificatieproces van de printer op de knop Invoeren (Doorvoeren) / OK als u apparaten koppelt die Laag energieverbruik ondersteunen.

Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers

 

  1. Nadat u de instellingen hebt toegepast op de eerste printer, maakt u de printer los van de computer en sluit u de tweede printer aan op de computer.
  2. Selecteer de pas aangesloten printer in de keuzelijst [Printer].

    Als u het selectievakje [Detecteert de verbonden printer automatisch en haalt de huidige instellingen op] in het dialoogvenster [Optie-instellingen] inschakelt, wordt de met de USB-kabel aangesloten printer automatisch herkend. (Zie Menubalk.)

  3. Klik op de knop [Toepassen].
    Op de tweede printer worden nu dezelfde instellingen toegepast als op de eerste printer.

    We raden u aan om het selectievakje [Herstart de printer automatisch na toepassen van nieuwe instellingen] wel in te schakelen bij het configureren van de eerste printer, zodat u kunt controleren of er een verbinding met uw Wi-Fi-toegangspunt/-router tot stand kan worden gebracht met de instellingen. (Zie Menubalk.)

  4. Herhaal stap 1 - 3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.

    Als het IP-adres van de eerste printer is ingesteld op [STATIC], maken alle overige printers gebruik van hetzelfde adres. Indien gewenst kunt u het IP-adres van elke printer wijzigen op het tabblad [Draadloos LAN].

    Als u de instellingen als bestand wilt opslaan, klikt u op [Bestand] - [Exporteren].
    U kunt dezelfde instellingen toepassen op een andere printer door op [Bestand] - [Importeren] te klikken en het geëxporteerde instellingenbestand te selecteren. (Zie Menubalk.)

Als u geen antwoord op uw vraag hebt gevonden, hebt u dan de andere vragen bekeken?

Hebt u de handleidingen bekeken?

Neem contact op met de Brother-klantenservice als u nog meer hulp nodig hebt:

Verwante modellen

RJ-4250WB

Feedback

Geef hieronder uw feedback. Aan de hand daarvan kunnen wij onze ondersteuning verder verbeteren.

Stap 1: is de informatie op deze pagina nuttig voor u?

Stap 2: wilt u nog iets toevoegen?

Dit formulier is alleen bedoeld voor feedback.