PT-P750W
Veelgestelde vragen en probleemoplossing |
Communication settings gebruiken (voor Windows)
Volg de onderstaande stappen als u Communication settings wilt gebruiken:
-
Open Printer Setting Tool.
Zie Printer Setting Tool gebruiken.
-
Selecteer Communication settings.
Het venster Communication settings wordt weergegeven.
-
Geef de gewenste instellingen op of wijzig de instellingen.
Zie de volgende koppelingen voor meer informatie over de items in het venster Communication settings (de schermen zijn afkomstig uit Windows):
- Het dialoogvenster Settings
- Menubalk
- Het tabblad General
- Het tabblad Wireless LAN
- Het tabblad Wireless Direct
-
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers
-
Disable these settings
Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, wordt weergegeven op het tabblad en kunnen de instellingen niet meer worden opgegeven of gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop wordt weergegeven, worden niet in de printer doorgevoerd, ook al klikt u op Apply. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht Save in Command File of Export.
Als u de instellingen wilt toepassen, opslaan of exporteren, mag u het selectievakje niet inschakelen. -
Items
Wanneer Current Status is geselecteerd, worden de huidige instellingen weergegeven in het gedeelte voor het weergeven/wijzigen van instellingen.
Selecteer het item voor de instellingen die u wilt wijzigen. -
Menubalk
In de menu's selecteert u opdrachten.
Zie Menubalk voor meer informatie over de menubalk. -
Printer
Hiermee selecteert u de printer waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
Als er maar één printer is aangesloten, is het niet nodig om een printer te selecteren, aangezien alleen de printer in kwestie wordt weergegeven. -
Node Name
Hier wordt de knooppuntnaam weergegeven. De knooppuntnaam kan ook worden gewijzigd. (Zie Het menu Tools.) -
Het tabblad Settings
Klik op het tabblad met de instellingen die u wilt opgeven of wijzigen.
Als op het tabblad wordt weergegeven, worden de instellingen van dat tabblad niet toegepast op de printer. -
Het gedeelte voor het weergeven/wijzigen van instellingen
Hier ziet u de huidige instellingen voor het geselecteerde item. Pas de instellingen zo nodig aan met de keuzelijsten, invoervakken of anderszins. -
Refresh
Klik hierop om de weergegeven instellingen bij te werken met de laatste informatie. -
Exit
Hiermee sluit u Communication settings en keert u terug naar het hoofdvenster van Printer Setting Tool.
De instellingen worden niet doorgevoerd in de printers als u na het wijzigen van de instellingen op de knop Exit klikt zonder eerst te klikken op de knop Apply.
-
Apply
Klik op Apply om de instellingen vast te leggen in de printer.
Als u de opgegeven instellingen wilt opslaan in een opdrachtbestand, selecteer dan Save in Command File in de keuzelijst.
Door te klikken op Apply past u alle instellingen van alle tabbladen toe op de printer. Als het selectievakje Disable these settings is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet toegepast.
-
Apply Settings to the Printer
Hiermee legt u de instellingen vast in de printer.Als het selectievakje Disable these settings is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet opgeslagen.
-
Save Settings in Command File
Hiermee slaat u de opgegeven instellingen op in een opdrachtbestand.
De bestandsextensie is '.bin'.- Als het selectievakje Disable these settings is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet opgeslagen.
-
De volgende informatie wordt niet opgeslagen bij de opdrachten voor instellingen.
- Naam van knooppunt
- IP-adres, subnetmasker en standaardgateway (wanneer het IP-adres is ingesteld op STATIC)
- De opgeslagen opdrachten voor de communicatie-instellingen zijn alleen bedoeld om instellingen toe te passen op een printer. De instellingen kunnen niet worden toegepast door dit opdrachtbestand te importeren.
-
Opgeslagen opdrachtbestanden bevatten verificatiesleutels en wachtwoorden.
Tref de nodige voorzorgsmaatregelen om opgeslagen opdrachtbestanden te beveiligen. Sla ze bijvoorbeeld ergens op waar ze niet toegankelijk zijn voor andere gebruikers. - Stuur het opdrachtbestand niet naar printers die op het moment van exporteren niet waren opgegeven.
-
Import
-
Import from the current computer wireless settings
Hiermee importeert u de instellingen van de computer.
- Alleen persoonlijke verificatie-instellingen (open systeem, verificatie met openbare sleutel en WPA/WPA2-PSK) kunnen worden geïmporteerd. Verificatie-instellingen zoals deze worden gebruikt door grote organisaties (LEAP en EAP-FAST) en instellingen voor WPA2-PSK (TKIP) kunnen niet worden geïmporteerd.
- Als er voor de gebruikte computer meerdere draadloze netwerken zijn ingeschakeld, wordt voor het importeren alleen gekeken naar de eerste draadloze instellingen (alleen persoonlijke instellingen) die worden gedetecteerd.
- Alleen instellingen (communicatiemodus, SSID, verificatiemethode, versleutelingsmethode en verificatiesleutel) van het tabblad Wireless LAN - deelvenster Wireless Settings kunnen worden geïmporteerd.
-
Select a Profile to import
Hiermee importeert u het geëxporteerde bestand en past u de instellingen toe op een printer.
Klik op Browse om een dialoogvenster weer te geven waarin u het bestand kunt zoeken. Selecteer het bestand dat u wilt importeren. De instellingen uit het geselecteerde bestand worden weergegeven in het gedeelte voor het weergeven/wijzigen van instellingen.- Alle instellingen, zoals de draadloze instellingen of TCP/IP-instellingen, kunnen worden geïmporteerd. De knooppuntnamen kunnen echter niet worden geïmporteerd.
- Alleen profielen die compatibel zijn met de geselecteerde printer kunnen worden geïmporteerd.
- Als het IP-adres van het geïmporteerde profiel op STATIC staat, wijzig dan zo nodig het IP-adres van het geïmporteerde profiel, zodat het adres niet gelijk is aan het IP-adres van een bestaande printer in het netwerk waarvoor al instellingen zijn opgegeven.
-
Import from the current computer wireless settings
-
Export
Hiermee slaat u de huidige instellingen op in een bestand.- Als het selectievakje Disable these settings is geselecteerd, worden de instellingen van dat tabblad niet opgeslagen.
- Geëxporteerde bestanden worden niet versleuteld.
-
Option Settings
-
Automatically restart the printer after applying new settings
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de printer automatisch opnieuw gestart na toepassing van de communicatie-instellingen.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, moeten de printers handmatig opnieuw worden gestart.
Wanneer u meerdere printers wilt configureren, kunt u de tijd die nodig is voor het aanpassen van de instellingen inkorten door dit selectievakje uit te schakelen. In dit geval raden wij u wel aan om dit selectievakje in te schakelen bij het configureren van de eerste printer, zodat u kunt controleren of elke instelling goed werkt.
-
Automatically detects the connected printer, and retrieves the current settings.
Als dit selectievakje is ingeschakeld en er is een printer op de computer aangesloten, wordt de printer automatisch gedetecteerd en worden de huidige instellingen van de printer weergegeven op de pagina Current Status.
Als de aangesloten printer van een ander model is dan de printer in de keuzelijst Printer, worden de instellingen die op de tabbladen beschikbaar zijn aangepast aan de aangesloten printer.
-
Automatically restart the printer after applying new settings
-
Change Node Name
Hiermee kunt u de knooppuntnamen wijzigen. -
Reset to Default Communication Settings
Hiermee zet u de communicatie-instellingen terug op de fabriekswaarden.
Het menu Help
-
Display Help
Hiermee opent u de Help. -
About
Hiermee geeft u de versiegegevens weer.
Communication settings
-
Network Settings on Power On
Hiermee worden de voorwaarden bepaald voor een verbinding via Wi-Fi wanneer de printer wordt ingeschakeld. Selecteer Wireless LAN by Default, Off by default of Keep Current State. -
Selected Interface
Selecteer OFF of Wireless LAN.
-
IPv6 Usage
Selecteer Enable of Disable. -
Priority on IPv6 address
Selecteer deze optie om voorrang te geven aan IPv6-adressen.
TCP/IP (Wireless)
-
Boot Method
Selecteer STATIC, AUTO, BOOTP, DHCP of RARP. -
IP Address/Subnet Mask/Gateway
Geef hier de verschillende waarden op.
U kunt alleen instellingen opgeven wanneer het IP-adres is ingesteld op STATIC. -
DNS Server Method
Selecteer STATIC of AUTO. -
Primary DNS Server IP Address/Secondary DNS Server IP Address
Hier kunt u alleen instellingen opgeven als de DNS-server is ingesteld op STATIC.
IPv6
-
Static IPv6 Address
Geef hier de waarde op. -
Enable this address
Selecteer deze optie om het opgegeven statische IPv6-adres te activeren. -
Primary DNS Server IPv6 Address/Secondary DNS Server IPv6 Address
Geef hier de waarden op. -
IPv6 Address List
Hier wordt de lijst met IPv6-adressen weergegeven.
Wireless Settings
-
Communication Mode
Selecteer hier Ad-hoc of Infrastructure. -
SSID (Network Name)
Klik op de knop Search om de SSID-selecties weer te geven in een apart dialoogvenster. -
Channel
Maak hier een keuze uit de weergegeven opties. -
Authentication Method/Encryption Mode
De ondersteunde vormen van versleuteling voor de diverse verificatiemethoden worden weergegeven in Communication Modes en Authentication Methods/Encryption Modes. -
WEP Key
U kunt alleen een instelling opgeven wanneer WEP is geselecteerd als versleuteling. -
Passphrase
U kunt alleen een instelling opgeven wanneer WPA2-PSK of WPA/WPA2-PSK is geselecteerd als verificatiemethode. -
User ID/Password
U kunt alleen instellingen opgeven wanneer LEAP, EAP-FAST, EAP-TTLS of EAP-TLS is geselecteerd als verificatiemethode. Bovendien is het bij EAP-TLS niet nodig om een wachtwoord te registreren. Wel moet een clientcertificaat worden geregistreerd. Als u een certificaat wilt registreren, maakt u met een webbrowser verbinding met de printer en geeft u vervolgens het certificaat op. -
Display the key and password on-screen
Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden sleutels en wachtwoorden weergegeven als gewone tekst (dus niet versleuteld).
Communicatiemodi en verificatiemethoden/versleutelingsmodi
-
Met Communication Mode ingesteld op Ad-hoc
Authentication Method
Encryption Mode
Open systeem
None / WEP
-
Met Communication Mode ingesteld op Infrastructure
Authentication Method
Encryption Mode
Open systeem
None / WEP
Gedeelde sleutel
WEP
WPA2-PSK
AES
WPA/WPA2-PSK
TKIP+AES / AES
LEAP
CKIP
EAP-FAST/NONE
TKIP / AES
EAP-FAST/MS-CHAPv2
TKIP / AES
EAP-FAST/GTC
TKIP / AES
PEAP/MS-CHAPv2
TKIP / AES
PEAP/GTC
TKIP / AES
EAP-TTLS/CHAP
TKIP / AES
EAP-TTLS/MS-CHAP
TKIP / AES
EAP-TTLS/MS-CHAPv2
TKIP / AES
EAP-TTLS/PAP
TKIP / AES
EAP-TLS
TKIP / AES
Voor beveiligingsinstellingen op een hoger niveau:
Wanneer u met certificaatverificatie werkt op basis van EAP-FAST, PEAP, EAP-TTLS of EAP-TLS, kan het certificaat niet worden opgegeven met de Printer Setting Tool. Nadat u de printer hebt geconfigureerd voor de verbinding met het netwerk geeft u het certificaat op door de printer te benaderen met een webbrowser.
Wireless Direct Settings
-
SSID/Network Key Generation
Selecteer AUTO of STATIC. -
SSID (Network Name)/Network Key
Voer hier de SSID (25 ASCII-tekens of minder) en de netwerksleutel (63 tekens of minder) in voor gebruik in de modus Wireless Direct.
U kunt een instelling alleen opgeven wanneer STATIC is geselecteerd bij SSID/Network Key Generation.
Gewijzigde instellingen toepassen op meerdere printers
- Nadat u instellingen hebt toegepast op de eerste printer, maakt u de printer los van de computer en sluit u de tweede printer aan op de computer.
-
Selecteer de pas aangesloten printer in de keuzelijst Printer.
Als het selectievakje Automatically detects the connected printer, and retrieves the current settings. is ingeschakeld in het dialoogvenster Option Settings, wordt de met een USB-kabel aangesloten printer automatisch geselecteerd.
Zie voor meer informatie Het menu Bestand. -
Klik op de knop Apply.
Op de tweede printer worden nu dezelfde instellingen toegepast als op de eerste printer.
Als het selectievakje Automatically restart the printer after applying new settings is uitgeschakeld, worden de printers niet opnieuw gestart na het wijzigen van de instellingen. Zo duurt het configureren van de printers minder lang. Wij raden u echter aan om het selectievakje Automatically restart the printer after applying new settings wel in te schakelen bij het configureren van de eerste printer. Zo kunt u namelijk controleren of er met de gebruikte instellingen een verbinding met het toegangspunt tot stand kan worden gebracht. Zie voor meer informatie Het menu Bestand.
-
Herhaal stap 1 - 3 voor alle printers waarvan u de instellingen wilt wijzigen.
-
Als het IP-adres op STATIC staat, krijgt de printer ook hetzelfde IP-adres als de eerste printer.
Wijzig zo nodig het IP-adres. -
Als u de huidige instellingen wilt opslaan in een bestand, klikt u op File - Export.
U kunt dezelfde instellingen gebruiken voor een andere printer door te klikken op File - Import en het bestand met geëxporteerde instellingen te selecteren. (Zie Het menu File.)
Niet alle computers, mobiele apparaten en besturingssystemen ondersteunen mogelijk de ad-hocmodus.
-
Als het IP-adres op STATIC staat, krijgt de printer ook hetzelfde IP-adres als de eerste printer.