RJ-3150

Veelgestelde vragen en probleemoplossing

Veelgestelde vragen en probleemoplossing

Apparaatinstellingen gebruiken  (voor Windows)

Volg de onderstaande stappen als u Apparaatinstellingen wilt gebruiken:

  1. Open Printer Setting Tool.

    Zie 'Printer Setting Tool gebruiken'.  (voor Windows)
     

  2. Selecteer Apparaatinstellingen.
    Het venster Apparaatinstellingen wordt weergegeven.

     

  3. Geef de gewenste instellingen op of wijzig de instellingen.
    Zie hieronder voor meer informatie.

    Het dialoogvenster voor instellingen

    Menubalk

    Tabblad Normaal

    Tabblad Geavanceerd

    Tabblad Sensoraanpassing

    Tabblad Weergave (1) (alleen RJ-3150/3150Ai)

    Tabblad Weergave (2) (alleen RJ-3150/3150Ai)

     

    Het dialoogvenster voor instellingen

    Het dialoogvenster voor instellingen

     

    1. Menubalk
      Selecteer een opdracht in een van de menu’s.
       
    2. Printer
      Hiermee bepaalt u de printer waarvan u de apparaatinstellingen wilt configureren.
      Als er slechts één printer aangesloten is, hoeft u geen printer te selecteren omdat alleen die printer wordt weergegeven.
       
    3. Tabbladen voor instellingen
      Klik op het tabblad met de instellingen die u wilt opgeven of wijzigen.
      • Als Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven op het tabblad, kunnen de instellingen op dat tabblad niet worden opgegeven of gewijzigd.  Bovendien worden de instellingen op dat tabblad niet toegepast op de printer, ook al klikt u op [Toepassen].  Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      • [Weergave (1)] en [Weergave (2)] worden alleen weergegeven als RJ-3150/3150Ai is geselecteerd als [Printer].
        Geef de instellingen op als u een RJ-3150/3150Ai gebruikt.

       

    4. Current Settings (Huidige instellingen)
      Klik op deze knop om de instellingen van de nu aangesloten printer op te halen en weer te geven in het dialoogvenster. De instellingen worden ook opgehaald voor parameters op tabbladen met Pictogram voor niet beschikbare instelling.

      Wanneer op de knop [Huidige datum/tijd] wordt geklikt, wordt de huidige tijd opgehaald bij de computer en weergegeven bij [Tijd instellen] op het tabblad [Weergave (2)].

    5. Parameters
      Weergave van de huidige instellingen. Wijzig instellingen met behulp van vervolgkeuzelijsten, directe invoer of andere methoden.
       
    6. Exit (Sluiten)
      Het venster [Apparaatinstellingen] wordt gesloten. U keert terug naar het hoofdvenster van 'Printer Setting Tool'.
       
    7. Apply (Toepassen)
      Om de huidige instellingen te controleren selecteert u [Instelling controleren...] in de keuzelijst.
      Klik op [Toepassen] om de instellingen toe te passen op de printer.
      Als u de opgegeven instellingen wilt opslaan in een opdrachtbestand, selecteer dan [Opslaan in opdrachtbestand] in het keuzemenu.
      Het opgeslagen opdrachtbestand kan in de massaopslagmodus worden gebruikt om de instellingen op een printer toe te passen.
     
    Menubalk

    Menubalk

     

    1. Instellingen op printer toepassen
      De instellingen naar de printer sturen.
      De werking is gelijk aan klikken op de knop [Toepassen].
       
    2. Instelling controleren...
      Weergave van de huidige instellingen.
       
    3. Instellingen opslaan in opdrachtbestand
      De opgegeven instellingen opslaan in een opdrachtbestand.
      De werking is gelijk aan [Opslaan in opdrachtbestand] selecteren in de keuzelijst [Toepassen].
       
    4. Importeren
      Het geëxporteerde bestand importeren en de instellingen toepassen op deze tool.
       
    5. Exporteren
      De huidige instellingen opslaan in een bestand.
       
    6. Afbeelding opslaan (alleen RJ-3150/3150Ai)
      Als RJ-3050/3050Ai is geselecteerd als [Printer], is deze optie niet beschikbaar. Op het tabblad [Weergave (1)] kan de afbeelding worden geregistreerd die wordt gebruikt als achtergrond van het display en als openingsafbeelding bij het inschakelen van de printer.

    7. Printerlogboek opslaan in bestand
      Hiermee slaat u het printerlogboek op in een CSV-bestand.
      Het printerlogboek bevat de volgende gegevens:
      - Tijdstip/datum van de afdruk (Alleen RJ-3150/3150Ai. Het tijdstip waarop elke afdruktaak gereed is, wordt vastgelegd.)
      - Toetsnummer*
      - Sjabloonnaam*
      - Naam van de aan de sjabloon gekoppelde database*
      - Aantal records in de database*
      - Aantal afgedrukte exemplaren
      - Foutgegevens
      * Alleen bij het afdrukken van op de printer opgeslagen sjablonen

      U kunt het printerlogboek niet opslaan in een bestand als [Printerlogboek opslaan] op het tabblad [Geavanceerd] is ingesteld op
      [Uitschakelen] en die instelling al is toegepast op de printer.

    8. Print Information Report (Informatierapport afdrukken)
      De inhoud die geselecteerd is voor de informatie over de printerinstellingen op het tabblad [Geavanceerd] zal worden afgedrukt.

      De informatie over de printerinstellingen kan ook worden afgedrukt door de doorvoerknop Doorvoerknop ingedrukt te houden.

    9. Printkopstatus controleren
      Hiermee controleert u de printkop op onderbroken lijnen.
       
    10. Reset to Factory Defaults (Resetten naar fabrieksinstellingen)
      Hiermee worden alle printerinstellingen, inclusief de communicatie-instellingen, teruggezet op de fabrieksinstellingen.
      Sjablonen, databases en afbeeldingen die in de printer zijn opgeslagen en het printerlogboek worden echter niet verwijderd.
       
    11. Sjabloon en database verwijderen
      Hiermee verwijdert u alle sjablonen en databases die in de printer zijn opgeslagen.
       
    12. Afbeelding verwijderen (alleen RJ-3150/3150Ai)
      Als RJ-3050/3050Ai is geselecteerd als [Printer], is deze optie niet beschikbaar. Hiermee verwijdert u alle afbeeldingen die geregistreerd waren via Apparaatinstellingen.

    13. Printerlogboek verwijderen
      Hiermee verwijdert u het printerlogboek dat in de printer is opgeslagen.
       
    14. Optie-instellingen
      Als u het selectievakje [Geen foutbericht weergeven als de huidige instellingen bij het opstarten niet kunnen worden opgehaald.] inschakelt, wordt een volgende keer geen foutmelding weergegeven.
       
    15. Over
      Geeft de versie-informatie weer.
       

    Tabblad Normaal

    Tabblad Normaal

     

    1. Deze instellingen uitschakelen
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor niet beschikbare instelling weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
      De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op Toepassen klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.

    2. Auto. Uitschakelen
      Instelling voor de duur van inactiviteit voordat de printer automatisch wordt uitgeschakeld.
      Beschikbare instellingen: [Geen], 1/2/3/4/5/6/7/8/9/10/20/30/40/50/60 minuten
       
    3. Uitgangsstand (alleen RJ-3150/3150Ai)
      Als RJ-3050/3050Ai is geselecteerd als [Printer], is deze optie niet beschikbaar. Selecteer de uitvoerlocatie voor papier.
      Mogelijke instellingen: [Afscheuren], [Labelpeller]

    4. Command Mode (Opdrachtmodus)
      Hiermee selecteert u de opdrachtmodus van de printer.
      Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P], [P-touch Template], [CPCL emulation], [CPCL Line Print emulation]
       
    5. Tekstrichting
      Selecteer de afdrukstand.
      Mogelijke instellingen: [Normaal], [180 graden gedraaid]
      Deze instelling wordt alleen gebruikt als de printerdriver niet wordt gebruikt. Als de printerdriver wel wordt gebruikt, wordt de instelling gebruikt die in de printerdriver is opgegeven.
       
    6. Afdruksnelheid
      Selecteer de afdruksnelheid van de printer.
      Mogelijke instellingen: [2 ips / 50,8 mm/s], [3 ips / 76,2 mm/s], [4 ips / 101,6 mm/s], [5 ips / 127 mm/s]
       
    7. Print Density (Afdrukdichtheid)
      Pas de afdrukdichtheid van de printer aan.
      Mogelijke instellingen: -5–+5
       
    8. Voorste rand papier uitlijnen als de klep is gesloten
      Instelling voor het al dan niet automatisch doorvoeren van het papier als de klep wordt gesloten.
      Mogelijke instellingen: [Invoer], [Niet invoeren]
       
    9. Afdrukreferentiepunt aanpassen
      U kunt het referentiepunt bijstellen (het nulpunt bij het afdrukken). Hiermee kunt u een verkeerde uitlijning veroorzaakt door een verschil in printermodellen of vaste marges van bepaalde toepassingen corrigeren.
      Het referentiepunt kan niet worden aangepast voor afdrukken op rasters.
       
    10. Tear Adjust (Aanpassen afscheuren)
      Hiermee past u de afscheurpositie voor papier op de scheurbalk aan.
      Mogelijke instellingen: -10,0 mm tot 10,0 mm (-0,39″ tot 0,39″)
     

    Tabblad Geavanceerd

    Tabblad Geavanceerd

     

    1. Deze instellingen uitschakelen
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor niet beschikbare instelling weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
      De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op Toepassen klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.

    2. Functie toets Doorvoeren
      Selecteer de bewerking die wordt uitgevoerd als u op de doorvoerknop Doorvoerknop drukt.
      Als [Programma-instellingen] is geselecteerd, klik dan op de knop [Bestand] en selecteer het opdrachtbestand.
      Mogelijke instellingen: [Invoer], [Programma-instellingen]
       
    3. Informatierapport printer
      Selecteer de gedeelten die moeten worden afgedrukt in een informatierapport over de printer.
      Mogelijke instellingen: [All] (Alles), [Usage Log] (Verbruikslog), [Printer Settings] (Printerinstellingen), [Printer Transfer Data] (Overdrachtsgegevens printer)
       
    4. Pieper
      Hiermee bepaalt u of het apparaat piept wanneer u op een toets op het bedieningspaneel drukt.
      Mogelijke instellingen: [On] (Aan), [Off] (Uit)
       
    5. Serialis.modus
      Hiermee bepaalt u of wilt serialiseren op basis van het laatst afgedrukte nummer.
      Mogelijke instellingen: [Vanaf laatste], [Van startnr.]
       
    6. Save Printer Print Log (Printerlogboek opslaan)
      Hiermee bepaalt u of het printerlogboek al dan niet moet worden opgeslagen. Als [Uitschakelen] is geselecteerd, kan [Tools] - [Printerlogboek opslaan in bestand] niet worden gebruikt.
      Mogelijke instellingen: [Enable] (Inschakelen), [Disable] (Uitschakelen)
       
    7. Print Data after Printing (Afdrukgegevens na te zijn afgedrukt)
      Hiermee bepaalt u of afdrukgegevens na het afdrukken automatisch moeten worden verwijderd.
      Mogelijke instellingen: [Erase All Print Data] (Alle afdrukgegevens wissen), [Keep Print Data] (Afdrukgegevens opslaan)

     

    Tabblad Sensoraanpassing
    Als u RD-rollen gebruikt, hoeft u de sensors niet aan te passen.

    Tabblad Sensoraanpassing

     
    1. Deze instellingen uitschakelen
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor niet beschikbare instelling weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
      De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op Toepassen klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.

    2. Mediasensor (Transmissie/opening) (alleen RJ-3150/3150Ai)
      Als RJ-3050/3050Ai is geselecteerd als [Printer], is deze optie niet beschikbaar. U kunt de volgende parameters aanpassen.
      [Detectiegevoeligheid]
      Aanpassen van de precisie van de sensor die de opening (de lege ruimte) tussen losse labels detecteert.
      Mogelijke instellingen: -2–+2
      [Aanpassing luminescentie]
      Aanpassen van de hoeveelheid licht die wordt uitgestraald door de sensor Transmissie/opening.
      Mogelijke instellingen: -2–+2

    3. Mediasensor (Reflectief/Balk)
      U kunt de volgende reflectieve of zwarte markeringsparameters aanpassen voor deze sensor.
      [Markering detectiegevoeligheid]
      Aanpassen van de precisie van de sensor die de zwarte markeringen detecteert.
      Mogelijke instellingen: -2–+2
      [Aanpassing luminescentie]
      Aanpassen van de hoeveelheid licht die wordt uitgestraald door de sensor reflectief/zwarte markering.
      Mogelijke instellingen: -2–+2

    4. Mediasensor (Afpellen) (alleen RJ-3150/3150Ai)
      Als RJ-3050/3050Ai is geselecteerd als [Printer], is deze optie niet beschikbaar. Geef de instellingen op wanneer de labelpeller wordt gebruikt.
      Aanpassen van de precisie van de sensor die detecteert of het label is afgepeld.
      Mogelijke instellingen: -2–+2

    Tabblad Weergave (1) (alleen RJ-3150/3150Ai)
    Dit wordt alleen weergegeven als RJ-3150/3150Ai is geselecteerd als [Printer].

    Tabblad Weergave (1)

     
    1. Deze instellingen uitschakelen
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor niet beschikbare instelling weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
      De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op Toepassen klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.

    2. Eenheid
      Hiermee bepaalt u de maateenheden voor de weergegeven instellingen.
      Mogelijke instellingen: [mm], [inch]

    3. Taal
      Selecteer de taal voor het display.
      Mogelijke instellingen: [English], [Español], [Français], [Português], [Deutsch], [Nederlands], [Italiano], [Dansk], [Svenska], [Norsk], [Suomi], [ Japans ]

      Welke weergavetalen u kunt selecteren is afhankelijk van het model printer dat u gebruikt. Als u een geselecteerde taal niet kunt gebruiken voor het display, wordt de weergavetaal niet gewijzigd.

      Controleer of het display de geselecteerde taal kan weergeven.

    4. Helderheid display
      Selecteer de helderheid voor het display.
      Mogelijke instellingen: -2–+2
       
    5. Time-out verlichting
      Geef de duur van inactiviteit op voordat de verlichting van het display automatisch wordt uitgeschakeld.
      Mogelijke instellingen: [Uit], [5 s], [10 s], [20 s], [30 s], [60 s]

    6. Achtergrond
      Selecteer de afbeelding die wordt weergegeven als achtergrond van het display.
      Mogelijke instellingen: [Standaard], [Custom1], [Custom2], [Custom3]

      Als u Custom 1–3 selecteert, registreer dan op voorhand een afbeelding.

    7. Openingsafbeelding
      Selecteer de openingsafbeelding die op het display wordt weergegeven bij het inschakelen van de printer.
      Mogelijke instellingen: [Uit], [Standaard], [Custom1], [Custom2], [Custom3]

      Als u Custom 1–3 selecteert, registreer dan op voorhand een afbeelding.

    8. Tijd en datum
      Selecteer of de datum en tijd op het display van de printer moeten worden weergegeven.
      Mogelijke instellingen: [On] (Aan), [Off] (Uit)

    9. Batterijpictogram
      Selecteer de grootte van het batterijpictogram dat op het display wordt weergegeven.
      Mogelijke instellingen: [Groot], [Klein]

    10. Inst. vergr.
      Schakel het selectievakje in van de instellingen die niet mogen worden gewijzigd via het display.
      Als [Inst. vergr.] wordt gebruikt, wordt een vergrendelpictogram weergegeven voor parameters die niet kunnen worden gebruikt.
      Mogelijke instellingen: [Printerinstelling], [Sjablooninstellingen], [Klokinstelling], [Auto Voeding uit], [Mediaselectie], [Lijst media wissen], [Aangepast display], [WLAN (Aan/Uit)], [WPS], [Bluetooth (Aan/Uit)]

    11. Beh.wachtwoord
      Selecteer of een wachtwoord nodig is om beheerfuncties te kunnen gebruiken.
      Mogelijke instellingen: [On] (Aan), [Off] (Uit)
      Als u [Aan] selecteert, geef dan het 4-cijferige wachtwoord op.

    12. Het wachtwoord op het scherm weergeven
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt het wachtwoord op het scherm van de computer weergegeven.
     
    Tabblad Weergave (2) (alleen RJ-3150/3150Ai)
    Dit wordt alleen weergegeven als RJ-3150/3150Ai is geselecteerd als [Printer].

    Tabblad Weergave (2)

     
    1. Deze instellingen uitschakelen
      Als u dit selectievakje inschakelt, wordt Pictogram voor niet beschikbare instelling weergegeven op het tabblad en kunnen geen instellingen meer worden opgegeven of gewijzigd.
      De instellingen op een tabblad waarop Pictogram voor niet beschikbare instelling wordt weergegeven, worden niet toegepast op de printer, zelfs niet als u op Toepassen klikt. Ook worden de instellingen op het tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd bij het geven van de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand] of [Exporteren].
      Schakel het selectievakje uit als u de instellingen wilt toepassen op de printer of als u ze wilt opslaan of exporteren.

    2. Tijd instellen
      Hiermee stelt u de datum en tijd van het display in.

    3. Huidige datum/tijd
      Klik op deze knop om de huidige datum en tijd op te vragen op de computer en hier weer te geven.

    4. Datumnotatie
      Hiermee bepaalt u hoe de datum wordt weergegeven.

    5. Tijdnotatie
      Hiermee bepaalt u de tijdnotatie voor de klok.

    6. Opstarten in sjabloonmodus
      Selecteer of de sjabloonmodus wordt gestart bij het inschakelen van de printer.
      Mogelijke instellingen: [On] (Aan), [Off] (Uit)

      In de sjabloonmodus kunt u de inhoud vervangen van de sjablonen die in de printer zijn opgeslagen en deze sjablonen vervolgens afdrukken.

    7. Afdr. bevest.
      Hiermee bepaalt u of een bericht wordt weergegeven vóór het afdrukken, zodat het aantal exemplaren kan worden gecontroleerd.
      Mogelijke instellingen: [On] (Aan), [Off] (Uit)

    8. Std. exemplaren
      Hiermee bepaalt u het aantal afdrukken dat standaard wordt afgedrukt.
      Mogelijke instellingen: 1-999

Als u geen antwoord op uw vraag hebt gevonden, hebt u dan de andere vragen bekeken?

Hebt u de handleidingen bekeken?

Neem contact op met de Brother-klantenservice als u nog meer hulp nodig hebt:

Verwante modellen

RJ-3050, RJ-3150

Feedback

Geef hieronder uw feedback. Aan de hand daarvan kunnen wij onze ondersteuning verder verbeteren.

Stap 1: is de informatie op deze pagina nuttig voor u?

Stap 2: wilt u nog iets toevoegen?

Dit formulier is alleen bedoeld voor feedback.