Stel een netwerkprofiel in om gescande gegevens rechtstreeks over te brengen naar een map op een CIFS-server.
Wij raden Microsoft Internet Explorer 11/Edge voor Windows en Safari 9/10 voor Mac aan. Verder dienen JavaScript en cookies altijd te zijn geactiveerd, ongeacht welke browser u gebruikt.

1. Start uw webbrowser.
   Typ 'http://IP-adres van apparaat/' in de adresbalk van uw browser ('IP-adres van apparaat' is het concrete IP-adres van uw Brother-apparaat of de naam van de afdrukserver).
   Bijvoorbeeld: http://192.168.1.2
   Als u eerder een wachtwoord hebt ingesteld, voert u dit wachtwoord in en klikt u vervolgens op  .
2. Klik op het tabblad Scan.
3. Klik op het menu Scannen naar FTP/netwerk in de navigatiebalk aan de linkerkant.
4. Selecteer de optie Netwerk en klik vervolgens op Indienen.
   
5. Klik op het menu Scannen naar FTP/netwerkprofiel in de navigatiebalk aan de linkerkant.
6. Selecteer het profiel dat u wilt instellen of wijzigen.
7. Typ in het veld Profielnaam een naam voor dit serverprofiel (maximaal 15 alfanumerieke tekens). De LCD van het apparaat geeft deze naam weer.
8. Typ in het veld Netwerkmapnaam het pad naar de map op de CIFS-server waarin u uw scans wilt opslaan.
9. Klik op de keuzelijst Bestandsnaam en selecteer vervolgens een van de zeven voorgedefinieerde namen of een van de twee namen die u zelf kunt opgeven. De bestandsnaam die voor het gescande document wordt gebruikt, is het door u geselecteerde voorvoegsel gevolgd door de laatste zes cijfers van de teller van de glasplaat/ADF van de scanner en de bestandsextensie (bijvoorbeeld: 'Offerte_098765.pdf'). "Estimate_098765.pdf").
10. Klik op de keuzelijst Kwaliteit en selecteer de gewenste kwaliteit. Als u de optie Selectie gebruiker selecteert, vraagt het apparaat telkens aan de gebruiker om een instelling te selecteren wanneer hij of zij het scanprofiel gebruikt.
11. Klik op de keuzelijst Bestandstype en selecteer vervolgens het bestandstype dat u voor het gescande document wilt gebruiken. Als u de optie Selectie gebruiker selecteert, vraagt het apparaat telkens aan de gebruiker om een instelling te selecteren wanneer hij of zij het scanprofiel gebruikt.
12. Klik op de keuzelijst Documentgrootte en selecteer vervolgens uw documentgrootte uit de lijst. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat het gescande bestand de juiste grootte heeft.
13. Klik op de keuzelijst Bestandsgrootte en selecteer de gewenste grootte.
14. Klik op de keuzelijst Achtergrondkleur verwijderen en selecteer de gewenste sterkte. Met deze functie kunt u de achtergrondkleur uit uw documenten verwijderen, zodat de scan beter te lezen is.
15. Als u dit profiel wilt beveiligen met een pincode, selecteert u Aan in het veld Pincode gebruiken voor verificatie.
16. Als u Aan hebt geselecteerd bij Pincode gebruiken voor verificatie, voer dan een pincode van vier cijfers in bij Pincode.
17. Als u uw verificatiemethode wilt instellen, selecteert u Auto of NTLMv2 in het menu Auth. Verificatiemethode.
18. Typ in het veld Gebruikersnaam de gebruikersnaam (max. 96 tekens) die het recht heeft om gegevens weg te schrijven naar de map die in het veld Netwerkmapnaam is opgegeven. Voer de gebruikersnaam op een van de volgende manieren in als hij onderdeel van een domein is:
    gebruiker@domein
    domein\gebruiker
19. Typ in het veld Wachtwoord het wachtwoord (max. 32 tekens) dat hoort bij de gebruikersnaam die u hebt ingevoerd in het veld Gebruikersnaam. Typ het wachtwoord nog een keer bij Wachtwoord opnieuw invoeren.
20. Klik op Indienen.

    Het gebruik van de volgende tekens: ?, /, \, ", :, <, >, | of * kan een fout tijdens het verzenden veroorzaken.

21. U moet het SNTP-protocol (netwerktijdserver) configureren of u moet de datum, tijd en tijdzone goed instellen op het bedieningspaneel, voor alle verificatiemethoden. De tijd moet overeenstemmen met de tijd die door de CIFS-server wordt gebruikt.