HL-1440
Veelgestelde vragen en probleemoplossing |
Problemen oplossen met de opdracht PING.
Als u de printer een IP-adres hebt gegeven maar niet kunt afdrukken op de printer of niet met een webbrowser kunt communiceren met de printer, dan kunt u eventuele problemen met het TCP/IP-netwerk opsporen met de opdracht PING.
Met de opdracht PING stuurt u eenvoudige TCP/IP-gegevens naar het apparaat waarmee u probeert te communiceren. Na verzending van die gegevens wordt gewacht op een reactie. Een apparaat dat goed is geconfigureerd, geeft antwoord. Als er echter geen antwoord komt, is de kans groot dat de afdrukserver niet goed is geconfigureerd.
U gebruikt de opdracht PING als volgt:
PING ip-adres
Hierbij staat ip-adres voor het IP-adres van het apparaat dat u wilt testen.
Bijvoorbeeld:
PING 10.2.65.100
Als de IP-configuratie correct is, krijgt u ongeveer het volgende te zien:
Antwoord van 10.2.65.100: bytes=32 tijd=2ms TTL=60Antwoord van 10.2.65.100: bytes=32 tijd<10ms TTL=60Antwoord van 10.2.65.100: bytes=32 tijd<10ms TTL=60Antwoord van 10.2.65.100: bytes=32 tijd<10ms TTL=60 Ping-statistieken voor 10.2.65.100:Pakketten: verzonden = 4, ontvangen = 4, verloren = 0 (0% verlies),De gemiddelde tijd voor het uitvoeren van één bewerking in milliseconden:Minimum = 0ms, Maximum = 2ms, Gemiddelde = 0ms |
Hieraan kunnen we zien dat er een antwoord is van het apparaat (10.2.65.100). Dit wil zeggen dat de afdrukserver waarmee u wilt communiceren, correct is geconfigureerd.
Als de IP-configuratie echter niet correct is, krijgt u ongeveer het volgende te zien:
Time-out bij opdracht.Time-out bij opdracht.Time-out bij opdracht.Time-out bij opdracht. Ping-statistieken voor 10.2.65.123:Pakketten: verzonden = 4, ontvangen = 0, verloren = 4 (100% verlies),De gemiddelde tijd voor het uitvoeren van één bewerking in milliseconden:Minimum = 0ms, Maximum = 2ms, Gemiddelde = 0ms |
In dit voorbeeld moeten we de configuratie van het IP-adres controleren van het apparaat waarmee we willen communiceren. Controleer de volgende vijf punten:
- Of u het juiste IP-adres hebt opgegeven.
Controleer of het door u opgegeven IP-adres overeenstemt met het IP-adres van het apparaat waarmee u wilt communiceren.
- Of u het juiste subnetmasker hebt opgegeven voor het apparaat waarmee u wilt communiceren.
Controleer of het subnetmasker dat op uw computer is ingesteld overeenstemt met het subnetmasker van het apparaat waarmee u wilt communiceren. Een subnetmasker dat vaak voorkomt is '255.255.0.0' of '255.255.255.0'
- Mogelijk moet het apparaat even worden uit- en weer ingeschakeld.
Schakel het apparaat uit en vervolgens weer in. Het kan zijn dat u het apparaat waarmee u wilt communiceren eerst even uit en weer aan moet zetten voordat het door u ingestelde IP-adres wordt geaccepteerd.
- Er is een probleem met de bekabeling.
Mogelijk is er een probleem met de bekabeling als u een ander apparaat in hetzelfde TCP/IP-segment hebt. Kijk of u met dat apparaat kunt communiceren met een PING-opdracht. Lukt dit, dan is het een kaartgerelateerd probleem. Lukt dit niet, dan is de kans groot dat er iets mis is met de bekabeling.
- Het apparaat waarmee u wilt communiceren staat aan de andere kant van een router/gateway.
Als het apparaat niet fysiek is verbonden met het deel van het netwerk dat u gebruikt, kijk dan of u een bepaald gatewayadres moet opgeven.